Regeleenheden DDE 4.1

 

Hardware

In de M67 wordt met twee regeleenheden gewerkt (Master en Slave genoemd), die via een ”private” CAN-bus met elkaar verbonden zijn.

De regeleenheden zijn vergelijkbaar met die van de DDE 4.0 met moduulstekkers uitgevoerd. Omdat de hardware van de regeleenheden identiek is, echter met verschillende datasets geprogrammeerd zijn, is het starten van de motor bij het verwisselen van de stekkeraansluitingen niet mogelijk.

Bij vervanging van een regeleenheid moet de ijking van de elektronische wegrijblokkering worden uitgevoerd na het vervangen van de Master. Na het vervangen van de Slave hoeft de elektronische wegrijblokkering niet te worden geijkt.

Storingsgeheugen

In de beide regeleenheden is elk een storingsgeheugen gelijk aan de DDE 4.0 aanwezig. De registratie van de storing vindt plaats al naargelang de relatie van de functie, resp. de ingang/uitgang in de Master of Slave. De meeste storingen worden onafhankelijk van de detectie in beide regeleenheden opgeslagen. Dit vindt plaats door de communicatie van de beide regeleenheden via de privé CAN-bus. Voorbeeld: Als de DDE-regeleenheidmaster een storing aan de koelvloeistoftemperatuursensor detecteert, wordt eerst in de Master de storing 0115 opgeslagen, aansluitend hierop wordt via de privé CAN-bus in de Slave de storing 0116 opgeslagen.

Als de volgende storingen optreden wordt de DDE-waarschuwingslamp aangestuurd en het noodprogramma geactiveerd:

Software

De aansturing van de injectors staat op de beide regeleenheden als volgt aangegeven:

De overige functies van de DDE 4.1 staan als volgt op de beide regeleenheden aangegeven:

Functies in de Master:

Functies in de Slave: