Luchtmassameter DDE 4.1

In het inlaattraject van de DDE 4.1 wordt de door de motor aangezogen massa door twee luchtmassameters gemeten. De luchtmassameters zijn identieke componenten.

De luchtmassa wordt als meetgrootheid voor de volgende functies gebruikt:

• uitlaatgasrecirculatie
  
• Berekening van de begrenzingshoeveelheid
  

Functie

De DDE-regeleenheid voorziet de luchtmassameter als volgt van spanning en massa:

• U_HR, accuspanning
  
• U_HFM1, U_HFM2 voedingsspanning 5 V
  
• M_HFM1, M_HFM2 massa
  

Afhankelijk van de aangezogen verse-luchtmassa geven de luchtmassameters via de signalen A_HFM1, A_HFM2 de meetspanningen terug aan de DDE-regeleenheid. Deze meetspanningen worden omgerekend naar luchtmassa met de eenheid mg/slag/cilinder.

Handeling bij storing

Als een defect aan een luchtmassameter of in een stroomdraad wordt gedetecteerd, wordt de storing 0101 "Luchtmassameter 1" of 3605 "Luchtmassameter 1 of 2" in het geheugen opgeslagen en in de DDE-regeleenheid wordt omgeschakeld naar een vervangingswaardekarakteristiek.

Gevolg:

• Uitschakeling van de uitlaatgasrecirculatie
  
• Uitschakelen van de turbodrukregeling
  
• Begrenzing van de hoeveelheid tot 32 mm^3/slag/cilinder
  
• Uitgave van een vooraf gedefinieerde waarde, afhankelijk van het motortoerental