Regeling rustig draaien DDE 4.1

De regeling voor het rustig draaien compenseert de toerentalschommelingen van de afzonderlijke cilinders ten opzichte van elkaar, die veroorzaakt worden door de onderling verschillende inspuithoeveelheden en het cilinderrendement. Dit wordt gerealiseerd door het snel inschakelen van een geregelde correctie-inspuithoeveelheid voor elke cilinder.

De regeling is actief in een bepaald toerentalbereik en bepaalde inspuithoeveelheid.

Bij inspuithoeveelheden van meer dan 17 mm^3/slag/cilinder worden de correctiemetingen ook door de DDE gecontroleerd. Als de correctiehoeveelheid 7,5 mm^3/slag/cilinder overschrijdt (in beide richtingen), worden de storingen 1612 en 1613 "toerentalstabilisator" in het geheugen opgeslagen. Dit heeft tot gevolg dat in de automatische transmissie de overbruggingskoppeling van de koppelomvormer wordt geopend, om beschadiging van de aandrijflijn door koppelpieken te voorkomen.