Regeleenheid |
Transmissie |
Motor |
---|---|---|
AGS-8.34 |
A4S 270R (GMPT R1) |
M43, M44 |
AGS-8.34 |
A4S 360R (GM4) |
M43 |
GS-20 |
A5S 360R (GM5) |
M57 |
AGS-7.32 |
A5S 310Z (5HP-18) |
M60B30 |
AGS-8.32 |
A5S 310Z (5HP-18) |
M52 |
AGS-8.32 |
A5S 310Z (5HP-18) |
M51 |
AGS-8.60.0 |
A5S 325Z (5HP19) |
M52LEV |
AGS-8.51 |
A5S 440Z (5HP-24) |
M62 |
AGS-8.55 |
A5S 440Z (5HP-24) |
M62 |
AGS-8.60.2 |
A5S 440Z (5HP-24) |
M62LEV |
AGS-9.22 |
A5S 560Z (5HP-30) |
M60B40 |
AGS-9.22 |
A5S 560Z (5HP-30) |
M62B44 |
AGS-9.22 |
A5S 560Z (5HP-30) |
M73 |
AGS-8.60.3 |
A5S 560Z (5HP-30) |
M73LEV |
De adaptieve transmissieregeling past de keuze van de versnelling aan het rijgedrag van de bestuurder en de actuele rijsituatie aan. De hoofdargumenten voor het gebruik van de adaptieve transmissieregeling zijn:
De regeleenheid geeft de schakelimpulsen voor het op- en terugschakelen door aan het kleppenhuis (magneetkleppen, drukmodulator) en neemt een beslissing over het inschakelen van de overbruggingskoppeling voor de koppelomvormer met inachtneming van het comfort en de veiligheid. In een rekenprogramma verwerkt hij daarvoor de ingangsgrootheden zoals motortoerental, toerental uitgaande as, turbinetoerental, inspuitsignaal, gasklep (gaspedaalstand), kick-downschakelaar, rijprogramma, keuzehendelstand en vloeistoftemperatuur.
Aanwijzing
De regeleenheid is in de E-box in het motorcompartiment aangebracht.
Hieronder worden de invloedsfactoren beschreven die leiden tot een indeling van de bestuurder. Het resultaat van de beoordeling van de bestuurder is van invloed op de keuze van het schakelprogramma.
Het gedrag bij het wegrijden (geforceerd of meer gematigd) beïnvloedt de keuze van het schakelprogramma.
Uit een rijprogramma dat zich baseert op rustig schakelen en een laag verbruik wordt door het snel indrukken van het gaspedaal (kick-fast) automatisch een schakelprogramma wat geënt is op sportief en prestatiegericht rijden opgeroepen. Dit leidt in de regel tot een terugschakeling.
Bij het rijden met een constante gaspedaalstand wordt binnen korte tijd een schakelprogramma gekozen waarbij het brandstofverbruik laag is en wordt in een hoge versnelling geschakeld.
Door de "kick-down" wordt direct teruggegrepen op het sportieve schakelprogramma. Nadat de kick-down niet meer gebruikt wordt, wordt de schakeling nog geruime tijd sportief beïnvloed.
Overmatig sterk afremmen leidt tot het overgaan op een sportief schakelprogramma waardoor vroeger teruggeschakeld wordt.
Naast de beoordeling van het bestuurderstype bestaan nog meer functies voor het kiezen van één van de vier schakelprogramma's. Deze programma's zijn onderverdeeld van zeer georiënteerd op comfort en benzineverbruik tot zeer sportief.
Hiermee is het handmatig ingrijpen van de bestuurder op het rijprogramma mogelijk. De keuze van het S-programma (sport) leidt direct en uitsluitend tot een sportief schakelprogramma. Dit programma wordt pas na het kiezen van het A-programma (adaptief) verlaten, waardoor de adaptieve functies weer worden geactiveerd. Bij het opnieuw starten van de auto wordt steeds het A-programma gekozen.
Bij het rijden op een zeer steile helling, resp. bij een zware belading van de aanhangwagen, wordt op een schakelprogramma teruggevallen dat gebaseerd is op vermogen. Hierdoor wordt het frequent heen-en-weerschakelen voorkomen.
Als reeds bij zeer geringe acceleratie de aangedreven wielen doorslippen, wordt teruggevallen op een winterschakelprogramma. Hierbij wordt in de 2e versnelling weggereden en vroegtijdig overgeschakeld in een hogere versnelling. De beoordeling van deze situatie wordt verzorgd via de sensoren van het antiblokkeersysteem (ABS). Onderling verschillende wieltoerentallen van de voor- en achterwielen leiden tot het detecteren van winterse omstandigheden. Het winterprogramma wordt automatisch verlaten zodra meerdere seconden een wegdek met voldoende grip bij een hoog aandrijfmoment wordt geregistreerd.
Naast het automatisch kiezen van de versnelling volgens bovengenoemde criteria van de schakelprogrammakeuze zorgen vier speciale functies ervoor dat speciale rijsituaties kunnen worden herkend.
Bij het bergafwaarts rijden zonder het gaspedaal in te drukken wordt het opschakelen onderdrukt. Als de bestuurder het rempedaal indrukt, wordt ter ondersteuning bovendien een versnelling teruggeschakeld. Hierdoor wordt steeds de remwerking van de motor optimaal benut.
Bij het snel loslaten van het gaspedaal wordt opschakelen verhinderd. Hierdoor wordt in deze rijsituatie (snel overgaan van gas- naar rempedaal) de motorwerking beter benut. Bij een sportieve rijstijl neemt door deze werking de schakelfrequentie duidelijk af.
Bij deze rijsituatie wordt het terugschakelen naar de 1e versnelling niet uitgevoerd. De auto rijdt automatisch weg in de 2e versnelling. Dit verhoogt het rijcomfort, verlaagt het brandstofverbruik en reduceert de kruipneiging bij stilstand. Door het gaspedaal verder in te trappen kan voor het benutten van het volledige vermogenspotentieel worden teruggeschakeld.
DE AGS-regeleenheid ontvangt van de volgende componenten via meerdere interfaces informatie:
component |
informatie |
---|---|
automatische transmissie |
toerental uitgaande as, turbinetoerental, transmissievloeistoftemperatuur |
programmatoets |
manuele programmakeuze |
keuzehendel |
versnellingskeuze, versnellingsbegrenzing |
kick-downschakelaar |
kick-downbediening |
rem |
rempedaalbediening |
digitale motorelektronica DME |
motortoerental, motortemperatuur, gasklephoek |
snelheidsregeling GR |
informatie over constant rijden of accelereren, decelereren |
ABS/ASC |
actuele wieltoerentallen |
Via de uitgangen van de AGS-regeleenheid worden de volgende componenten van informatie voorzien:
component |
informatie |
---|---|
automatische transmissie |
aansturing van de magneetkleppen en elektronische drukmodulator |
het combi-instrument elektronica IKE |
Het actuele rijprogramma, stand van het keuzehendel, zo nodig "transmissienoodprogramma" worden op het tekstdisplay van de IKE weergegeven. |
Op verzoek van de snelheidsregeling (GR) vindt in de AGS-regeleenheid een omschakeling naar een specifiek transmissieprogramma voor een regelmatige rit plaats. Dit transmissieschakelprogramma waarborgt dat in deze staat het ter beschikking staande motortoerental volledig kan worden benut. Daarbij worden echter pendelschakelingen, d.w.z. vaak en snel op elkaar volgend schakelen tussen de twee naastliggende versnellingen, tot een minimum gereduceerd. Ter voorkoming van een abrupt schakelgedrag is een tijdsvertraging ingebouwd.
De informatiestroom van de GR-regeleenheid naar de transmissieregeleenheid vindt plaats d.m.v. een seriële interface. Via een 1-aderige kabel worden met een snelheid van ca. 25 baud de data overgeseind.
Het schakelprogramma houdt rekening met de volgende rijomstandigheden:
rijomstandigheid |
karakteristiek |
---|---|
constant rijden |
nadruk op comfort, d.w.z. laag toerentalniveau |
Reset |
nadruk op maximale trekkracht |
acceleratie |
nadruk op maximale trekkracht |
afremmen op de motor |
verhinderen van het overschakelen om optimaal gebruik te maken van de remcapaciteit van de motor |
Vanaf de AGS-regeleenheid naar de elektronica instrumentenpaneel (IKE) loopt een seriële gegevensdraad, via welke de transmissieregeleenheid de stand van de keuzehendel, het actieve rijprogramma a daptief of s port) en zo nodig de melding "Transmissienoodprogramma" naar de elektronica instrumentenpaneel stuurt.
Het zendsignaal voor kick-downschakelingen ontvangt de AGS-regeleenheid via een kabel en een schakelaar tegen massa. De schakelaar moet zo zijn afgesteld, dat het rijden met vol gas, d.w.z. het gaspedaal geheel ingetrapt, mogelijk is en pas bij het verder doortrappen van het gaspedaal de kick-downschakeling plaatsvindt.
De AGS-regeleenheid registreert de keuzehendelstand via een schakelaar op de transmissie. Deze schakelaar zet de actuele keuzehendelstand om in een code. Deze keuzehendelcode wordt via vier draden (L1-L4) aan de AGS-regeleenheid doorgegeven.
Keuzehendelstand |
L1 tot L4 (0 = open, 1= U-accu) |
---|---|
P |
L1 =1, L2 = 1, L3 = 0, L4 =1 |
R |
L1 =1, L2 = 0, L3 = 0, L4 =0 |
N |
L1 =1, L2 = 1, L3 = 1, L4 =0 |
D |
L1 =0, L2 = 0, L3 = 1, L4 =0 |
4 |
L1 =0, L2 = 0, L3 = 0, L4 =1 |
3 |
L1 =0, L2 = 0, L3 = 1, L4 =1 |
2 |
L1 =1, L2 = 0, L3 = 1, L4 =1 |
|
|
De CAN-bus (Controller Area Network) is een serieel bussysteem, waarbij alle aangesloten stations gelijkberechtigd zijn, d.w.z. elke regeleenheid kan zowel zenden alsook ontvangen. Eenvoudig uitgedrukt kunnen de aangesloten regeleenheden via de kabels met elkaar "communiceren" en onder elkaar informatie uitwisselen.
Door de lineaire structuur van het netwerk blijft het bussysteem bij het uitvallen van een regeleenheid volledig functioneren voor alle andere regeleenheden. De verbinding bestaat uit twee dataverbindingen (CAN_L en CAN_H), die d.m.v. een afscherming (CAN_S) tegen storingen zijn beveiligd.
Op dit moment zijn m.b.v. dit systeem de regeleenheden AGS, ASC/DSC (alleen M62) en digitale motorelektronica (DME) met elkaar verbonden. Het opnemen van meerdere regeleenheden volgt. De volgende signalen worden tussen de AGS-, ASC/DSC- en DME-regeleenheid via de CAN-bus uitgewisseld:
De aangesloten toestellen moeten alle over dezelfde CAN-stand beschikken. Controle van de CAN-stand is mogelijk via de diagnose-interface. De CAN-status (bus-index) van de respectievelijke regeleenheid die op de CAN-bus is aangesloten, wordt op de identificatiebladzijde getoond.
De transmissievloeistoftemperatuur wordt gemeten via een temperatuurafhankelijke weerstand die in de transmissiedraadbundel is vastgesoldeerd. Afhankelijk van de transmissievloeistoftemperatuur wordt onder andere de inschakeling van de overbruggingskoppeling van de koppelomvormer aangestuurd.
De ASC/ABS-regeleenheid levert de vier signalen van de wieltoerentallen die verkregen zijn door de ABS-sensoren. De toerentalinformatie die de AGS-regeleenheid ontvangt, is door de frequentie bepaald. Door de evaluatie wordt het rijden in een bocht of/en in de winter gedetecteerd.
Met de programmaschakelaar kunnen bij de E38 twee programma's worden gekozen.
rijprogramma |
functie |
---|---|
A = adaptief |
De adaptieve regeling kiest uit de vier ter beschikking staande schakelprogramma's zelfstandig het op dit moment meest gunstige programma uit. Na elke start bevindt de AGS-regeleenheid zich in het adaptieve programma. |
S = sport |
Door de manuele keuze van dit programma wordt direct en blijvend overgeschakeld in het sportiefste schakelprogramma. |
Bij het rijden met een aanhangwagen of in de bergen wordt het gewijzigde acceleratievermogen van de auto geëvalueerd door de regeleenheid. De regeleenheid kiest (adapteert) het bijpassende schakelprogramma om te voorkomen dat frequent wordt heen-en-weer geschakeld
De aansturing van de overbruggingskoppeling voor de koppelomvormer is afhankelijk van de gaspedaalstand, toerental uitgaande as, rijprogramma, transmissievloeistoftemperatuur alsmede van de ingeschakelde versnelling (alleen in 4e en 5e versnelling)
De adaptieve drukregeling verbetert de schakeltijd gedurende de levensduur van de auto. Tijdens het opschakelen worden de sliptijden gemeten en vergeleken met de in het geheugen opgeslagen richtwaarden. Het gemiddelde van de afwijkingen wordt in het geheugen opgeslagen. Zodra een geprogrammeerde grenswaarde is overschreven, wordt de druk in stappen van 0,1 bar verhoogd, resp. verlaagd. Zo wordt een onregelmatig motortoerental gecorrigeerd, onderlinge verschillen in de koppelingsvoeringen gecompenseerd en hoogteaanpassingen uitgevoerd.
Met de handschakeling kunnen alle versnellingen van de automatische transmissie handmatig geschakeld worden. De wens van de bestuurder wordt via drie schakelaars (tegen massa) aan het handschakelpad van de AGS-regeleenheid doorgegeven: Als de keuzehendel vanuit het automatische schakelpad in het handschakelpad wordt geplaatst, wordt de schakelaar "handschakelpad" gesloten. Bij het naar voren of naar achteren drukken van de keuzehendel wordt bovendien het "tip-over"- of "tip-terug"-contact gesloten.
Opmerking
Na het inbouwen van een nieuwe AGS-regeleenheid moet bij een ingeschakelde klem 15 de keuzehendel eenmaal in de stand "terugschakelen", resp. "overschakelen" worden geplaatst, zodat de regeleenheid de gemonteerde handschakeling herkent.
Het verlaten van stand "P", resp. "N" is alleen onder evaluatie van de signalen toegestaan:
De keuzehendel wordt geblokkeerd als bij draaiende motor en stilstaande auto geen remsignaal wordt geregistreerd. Om indien nodig (bijv. in de winter) de auto te kunnen "vrijrijden" wordt een tijdvertragingsschakeling van ca. 0,5 sec. toegepast. De remlichtschakelaar is uitgevoerd als sluitelement tegen 12 V en de remlichttester als sluitelement tegen massa. De blokkering van de keuzehendel wordt verzorgd door een hefmagneet op de keuzehendelschakelaar.
Door plausibiliteitscontroles en het controleren van de aansluitingen op kortsluitingen of onderbrekingen kan de regeleenheid storingen herkennen en in het geheugen opslaan. Handmatig ingeschakelde terugschakelingen worden bij een te hoge snelheid niet uitgevoerd. Bij een snelheid boven de ca. 8 km/h voorkomt de achteruitversnellingsblokkering dat de achteruitversnelling hydraulisch wordt ingeschakeld.
Bij het uitvallen van de transmissieregeling, resp. bij het detecteren van storingen die tot kritieke rijomstandigheden (bijv. ontoelaatbaar terugschakelen) leiden, wordt het mechanische noodprogramma geactiveerd, d.w.z. de tranmissieregeleenheid wordt uitgeschakeld en de storingsweergave wordt geactiveerd. Bij elke nieuwstart wordt een zelftest van de totale veiligheidshardware uitgevoerd.
De auto blijft in het noodprogramma met bepaalde beperkingen rijdbaar (4e versnelling). Er staan ook, afhankelijk van de opgetreden storing, diverse vervangingsprogramma's ter beschikking.