Boordmonitorsysteem
Voor de componenten van het boordmonitorsysteem zijn er 3 diagnoseprogramma's:
- Videomoduul (incl. LCD-monitor)
- Boordmonitor-bedieningspaneel
- Navigatiesysteem
Boordmonitorsysteem
Op de boordmonitor kan informatie betreffende boordcomputer, GPS-navigatie, televisie, videorecorder, teletekst, radio, telefoon, interieurvoorverwarming/-ventilatie en geluid worden weergegeven.
Het boordmonitorsysteem bestaat uit de volgende hoofdcomponenten:
- Boordmonitor-bedieningspaneel (BMBT):
Het boordmonitor-bedieningspaneel is het toetsenbord waarmee het boordmonitorsysteem wordt bediend. De invoer via de toetsen wordt via de I-bus doorgegeven aan de betreffende regeleenheden.
- LCD-monitor:
De LCD-monitor is in het bedieningspaneel van de boordmonitor (BMBT) geschroefd. Hij ontvangt diverse beeldinformatie van het videomoduul (VM).
- Videomoduul (VM):
Het videomoduul produceert beeldsignalen en geeft deze door aan de LCD-monitor. Geluidssignalen, zoals het geluid van de televisie en de navigatietoon, geeft het videomoduul door aan de radio.
- Navigatiecomputer (indien een GPS-navigatie als extra optie is gemonteerd):
Als de bestuurder een doel heeft ingevoerd, kan de navigatiecomputer vanaf de huidige plaats een rijroute berekenen en daarvoor optische en akoestische aanwijzingen geven. Verschillende sensoren leveren informatie betreffende de actuele positie, rijrichting en het traject.
- Radio:
De radio wordt vanaf het boordmonitor-bedieningspaneel via de I-bus aangestuurd. Hij bezit ingangen voor een cassette- en de TV/navigatiegeluidskabel. Hij bezit ingangen voor een cassette- en de TV/navigatiegeluidskabel.
De DSP-versterker voorziet de hierop aangesloten 16 luidsprekers met een grotere capaciteit en geeft een optimaal geluid weer.
De afzonderlijke componenten zijn als volgt met elkaar verbonden:
- Het boordmonitor-bedieningspaneel en het videomoduul zijn via de I-bus met elkaar verbonden.
- De navigatiecomputer is via een aparte datakabel (ARCNET) met het videomoduul verbonden en is dus geen directe I-busdeelnemer.
- De beeldsignalen van het videomoduul worden via 3 geïsoleerde kabels (RGB) overgebracht naar de LCD-monitor.
- De achtergrondverlichting wordt via een kabel tussen het bedieningspaneel voor de boordmonitor en de LCD-boordmonitor aangestuurd.
Boordmonitor-bedieningspaneel (BMBT)
Functie
Het boordmonitor-bedieningspaneel is het toetsenbord waarmee het boordmonitorsysteem wordt bediend. De invoer via de toetsen wordt via de I-bus doorgegeven aan de betreffende regeleenheden.
Ook de bediening van de radio en de telefoon wordt verzorgd via het boordmonitor-bedieningspaneel.
In het boordmonitor-bedieningspaneel is het cassetteloopwerk aangebracht welke door de radio wordt aangestuurd.
Naar de LCD-monitor loopt slechts één verbindingskabel voor het in- en uitschakelen en voor het regelen van de verlichtingssterkte van de LCD-boordmonitor (PL-kabel).
De LED's worden door de I-bus datatelegrammen van de betreffende regeleenheden (telefoon, radio, interieurvoorverwarming) ingeschakeld.
Het boordmonitor-bedieningspaneel schakelt de LCD-boordmonitor via de PL-kabel aan en uit. Het PL-signaal dient daarbij voor het regelen van de achtergrondverlichting van het LCD-beeldscherm.
- LCD-beeldscherm aan: Vanaf contactsleutelstand 1 of na het indrukken van de toets met een wekfunctie (bijv. door op de kloktoets te drukken)
- LCD-beeldscherm uit: Door het contactslot in de stand 0 te draaien of na het kiezen van het menupunt "Beeldscherm uit".
Componenten
Het boordmonitor-bedieningspaneel bestaat uit:
- Toetsenpaneel voor het bedienen van de boordmonitorfuncties en het audiosysteem
- Cassetteloopwerk voor muziekcassettes.
Videomoduul en LCD-monitor
Functie
Het videomoduul vormt een zelfstandige regeleenheid die de beelden voor de LCD-monitor verzorgt. Hiervoor ontvangt hij informatie van verschillende andere regeleenheden en evalueert deze. Het videomoduul geeft de beelden via RGB-kabels door aan de LCD-monitor. De LCD-monitor geeft deze beelden weer.
Componenten
Het videomoduul omvat
- TV-ontvanger met teletekst
- grafisch deel,
welke de op de LCD-monitor weergegeven beelden voor de boordcomputer, radio, DSP-versterker, telefoonweergave en navigatiesysteem verzorgd.
- Antennediversity:
Het TV-antennesysteem bestaat uit 2 velden van de achterruitverwarming.
Voor de beide antennes is per antenne een eigen antenneversterker gemonteerd. De voeding voor de antenneversterker wordt verzorgd vanuit het videomoduul. De beide antennes zijn aangesloten op het videomoduul waaraan ook de diversityfunctie is geïntegreerd.
- Omschakelaar tussen TV, videorecorder en navigatiesysteem.
Bovendien zijn er aansluitmogelijkheden voor nog een TV-monitor en een normaal in de handel verkrijgbare videorecorder gepland. De aansturing van het videomoduul wordt verzorgd via de I-bus.
Opmerking
Bij een spanning van < 8 V of een temperatuur van > 65o wordt de boordmonitor uitgeschakeld. De achtergrondverlichting wordt door het bedieningspaneel voor de boordmonitor via de PL-kabel aangestuurd.
Navigatiesysteem
Functie
Het navigatiesysteem is een extra optie van het boordmonitorsysteem. De bestuurder kan op de boordcomputer wegenkaarten in verschillende schaalgroottes te voorschijn roepen. Bovendien is het mogelijk het doel in te toetsen waarvoor de navigatiecomputer vanaf de huidige plaats de gunstigste rijroute berekent. Dit kan
op wens
ook op de wegenkaart worden weergegeven.
Tijdens de rit geeft de computer afhankelijk van de huidige positie optische aanwijzingen in de vorm van afbuigpijlen en akoestische aanwijzingen t.o.v. de voorgestelde rijroute, zoals bijv. afbuigaanwijzingen met afstandsgegevens tot aan de eerstvolgende kruising of aanwijzingen voor het rechts invoegen. Als de bestuurder deze voorstellen niet opvolgt, stelt de navigatiecomputer een alternatieve route voor.
De zich links achterin de kofferruimte bevindende navigatiecomputer is voorzien van een CD-loopwerk waarin de CD met daarop de wegenkaarten wordt geplaatst.
De bediening loopt via het bedieningspaneel van de boordmonitor, de routeplanning komt via de navigatiecomputer, de akoestische en optische aanwijzingen worden verzorgd door de videomoduul.
Een GPS (satelliet) ontvanger (GPS = Global Positioning System) levert de actuele positie.
Bovendien ontvangt de navigatiecomputer via een magneetveldsonde informatie betreffende de rijrichting, van de ABS-regeleenheid de afgelegde afstand en van het lichtmoduul, resp. de achteruitrijlamp, of de achteruitversnelling is ingeschakeld.
Dit systeem functioneert alleen als een kaarten-CD is aangebracht met de gebieden waar men zich bevindt.
Opmerking
In zijn algemeenheid moet erop worden gelet dat geen metalen delen (ook bijv. geen paraplu) op de hoedenplank liggen daar deze functie kunnen beïnvloeden.
Componenten
Het navigatiesysteem bestaat uit de volgende componenten, resp. verwerkt de volgende signalen:
- navigatiecomputer met CD-loopwerk
- Kaarten-CD.
De wegenkaart-CD bevat een gedigitaliseerde wegenkaart. De werking van het navigatiesysteem is alleen met een in de speler geplaatste wegenkaart-CD mogelijk.
- ABS-regeleenheid/toerentalsensor
De navigatiecomputer ontvangt van de ABS-regeleenheid informatie betreffende de afgelegde afstand en de gereden bochten.
- Magneetveldsonde
De magneetveldsonde is ondergebracht in de hoedenplank en levert de absolute rijrichting.
- GPS
Het GPS-systeem (G
lobal P
ositioning S
ystem) bestaat uit de in de hoedenplank aangebrachte satellietantenne en de GPS-ontvanger, die de door de antenne ontvangen signalen evalueert en de actuele positie berekent.
Bij storingen van de directe verbinding tussen de satelliet en de auto door grote gebouwen of natuurlijke hindernissen (flats, bomen etc.) kan de ontvangst kortstondig worden onderbroken.
De hiernavolgende informatie kan uit het GPS-logo (zwart kwadrant in de rechter bovenrand van de kaart) worden afgeleid:
Het display is, behalve de weergave van de aardbol, zwart:
Op dit moment wordt van geen enkele satelliet een signaal ontvangen (bijv. is mogelijk in een werkplaats). Als deze situatie vaker optreedt en in gebieden waar op grond van de bouwstijl satellietontvangst mogelijk moet
zijn, duidt dit op een storing. Probeer de storing m.b.v. het diagnoseprogramma met de storingssymptoom "GPS-problemen" op te sporen.
Op het display zijn naast de aardbol kleine witte punten zichtbaar:
Het aantal witte punten komt overeen met het aantal satellieten waarvan het signaal wordt ontvangen. Het aantal is echter te klein en de positie van de satelliet te ongunstig zodat de huidige positie niet kan worden berekend.
Op het display verschijnt boven de aardbol een groen satellietsymbool en daaronder staat "GPS"; er worden voldoende satellietsignalen ontvangen om de positie exact te berekenen.
- Achteruitrijsignaal
De navigatiecomputer ontvangt de informatie "achteruitversnelling ingeschakeld" via de uitgang van de lichtmoduul van de rechter achteruitrijlamp. Dit signaal is nodig om te kunnen beoordelen of het traject in de vooruit- of achteruitversnelling werd afgelegd.
- Achterruitverwarming
Daar het door de achterruitverwarming opgewekte magneetveld invloed heeft op de metingen van de magneetsonde ontvangt de navigatiecomputer de informatie "Achterruitverwarming AAN" zodat bij de berekening de storingswaarde kan worden gecompenseerd.
Opmerking
Bij het begin van het opsporen van de storing moet volgens de identificatiebladzijde punt 1 "Diagnose opnieuw starten" worden gekozen. Bij storingssymptomen welke in relatie staan tot positiefouten is in de meeste gevallen een uit een exact vastgelegde proefrit bestaande sensortest nodig (exacte beschrijving en voorwaarden zie ook Kalibratierit). Dit wordt op de DIS weergegeven nadat het storingssymptoom is ingevoerd. Voor de sensortest wordt de auto losgemaakt van de DIS. Na de afgesloten sensortest moet de storingstabel na de identificatiebladzijde door het kiezen van punt 2 "Sensortest uitgevoerd, diagnose vervolgen" worden vervolgd.