De stuuruitslagsensor is op het onderste uiteinde van de stuuras voor de flexibele koppeling gemonteerd.
Stekkercodering:
Pin-nr. |
Signaal |
---|---|
1 |
12 V-voeding (klem 30) |
2 |
12 V-voeding (klem 87) |
3 |
CAN (+) |
4 |
CAN (-) |
5 |
Massa (klem 31) |
6 |
Diagnose (TxD) ( -> vanaf 09/97) |
De sensor levert een integraal stuuruitslagsignaal met een onderverdeling van ca. 0,7 O aan de CAN-bus.
Bovendien wordt een statusvariabele naar de CAN-bus gestuurd, die informatie geeft over de geldigheid van het stuuruitslagsignaal.
Aan het bandeinde of na het vervangen van een sensor moet bij een mogelijk exacte rechtuitstand van de stuurinrichting, resp. de voorwielen m.b.v. de diagnosetester in de DSC3-diagnose een initialisering plaatsvinden. Hierbij wordt de elektrische Offset van de sensor geijkt en in de sensor blijvend (EEPROM) opgeslagen.
Daarnaast wordt in de sensor en in de DSC3-regeleenheid een identificatienummer geprogrammeerd die door de stuuruitslagsensor naar de CAN-bus wordt verzonden. Bij onderling verschillende ID's vindt geen DSC3-systeemstart plaats en in de DSC3-diagnose wordt een stuurslaginitialisering gevraagd.
Hierdoor moet worden voorkomen dat bij de montage van een nieuwe stuuruitslagsensor of het inbouwen van een reeds in een andere auto gemonteerde sensor een verkeerde Offsetwaarde wordt gebruikt.
De sensor bestaat (net zoals de EDC-stuuruitslagsensor) uit twee 90 O t.o.v. elkaar verplaatste fijnpotentiometerlussen die steeds signaalspanningen van 0 tot ca. 4,5 V leveren.
De extra in de sensor geplaatste verwerkingslogica (microcontroller met CAN-bouwsteen) berekent uit de afzonderlijke spanningen de actuele verdraaiing van het stuurwiel en de totale stuurhoek en controleert deze op aannemelijkheid (90 O -controle).
Bij onderbreking van de voeding (b.v. door het losmaken van de accukabels) verliest de sensorlogica de actuele stuuruitslag. In dit speciale geval wordt door de statische evaluatie van de voorwielsnelheden (ontvangst via CAN) de actuele stuuruitslag opnieuw bepaald.