Bij de kalibratie van de wielen wordt de afrolomtrek van de wielen bepaald en door het navigatiesysteem in het geheugen opgeslagen.
Belangrijk!
Een wielkalibratie moet in elk geval worden uitgevoerd als één of beide voorwielen werden vervangen.
Bij een niet of niet-correct gekalibreerd systeem kunnen de volgende storingen optreden:
De wielkalibratie kan via twee methoden worden uitgevoerd:
In de regel moet een "kalibratie via een meetprocedure" worden uitgevoerd. Alleen dit proces garandeert, bij een juiste uitvoering, een exacte bepaling van de afrolomtrek van de band.
Het proces via het "Intoetsen van de bandenmaat" gaat uit van de hulp van de bestuurder die, na het intoetsen van de waarde na een tijdje deze moet corrigeren (fijn afstellen).
Onderstaand zijn beide procedures beschreven.
Werkplaatskalibratie
Deze meetmethode maakt het mogelijk de exacte afrolomtrek van de band te bepalen.
Voor de wielkalibratie zijn de volgende hulpmiddelen nodig:
Belangrijk!
Voer bij een wielkalibratie n.a.v. een klacht van de bestuurder eerst een sensortest en de diagnose uit.
Voorbereidingen
Wip de kap voor het sleepoog achter los. Steek het speciaal gereedschap 00 9 280 in het sleepoog en steek de telescoopstaaf 00 9 200 in de boring van het speciaal gereedschap en zet hem vast.
Kalibratieprocedure
1e fase
De auto staat op de parkeerrem! Trek de telescoopstaaf uit en teken het uiteinde op de vloer met een viltstift af.
2e fase
Zet het contact aan en vraag het kalibratiemenu op. Dit vindt via de volgende stappen plaats:
Op de boordmonitor verschijnt een infopagina en na "verder" het kalibratiemenu.
3e fase
Toets op de monitor de "Start"-toets in en rijd in wandeltempo (sneller dan 1 km/h) 6 tot 8 meter recht naar voren. Neem de volgende punten in acht:
Rem na ca. 6 tot 8 meter af, schakel direct de parkeerrem in en zet de versnellingsbak in de vrijstand. Toets op de monitor "Stop" in.
4e fase
Teken het eindpunt met de viltstift af en meet de afstand tussen de beginmarkering en de eindmarkering met het meetlint tot op 1 cm nauwkeurig.
Voer de gemeten afstand op de boordmonitor in.
5e fase
Na het invoeren van de afgelegde afstand moet een afstand van 100 m rechtuit worden gereden. Voorkom het verdraaien van het stuur!
Er volgt een melding als de gereden afstand te kort was of als er te veel stuurbewegingen zijn uitgevoerd.
Na de rit is de wielkalibratie beëindigd en kan met "Kalibratie beëindigd" worden afgesloten.
Belangrijk!
Regelmatig voorkomende fouten bij de wielkalibratie zijn
Nota bene!
Bij het afremmen en wegrijden ligt de snelheid van de auto even onder de voor de wielsensoren noodzakelijke minimale snelheid van ca. 1 km/h. De auto legt dan een afstand af die niet door het navigatiesysteem wordt geregistreerd.
Het is dan ook beslist noodzakelijk dat de meetafstand vlot en zonder af te remmen wordt afgelegd.
Na de kalibratie kan de berekende kalibratiewaarde (pulsen per omwenteling) op de BMW DIS worden weergegeven en uitgeprint.
Het uitprinten vindt plaats via "Servicefuncties" - "Kalibratiegegevens van de toerentalsensoren (wielsensoren) lezen"
De waarde wijzigt zich tijdens het rijden niet.
Een printout kan voor de werkplaats bij klachten dienen als bewijs dat de klant zelf de kalibratiewaarde heeft gewijzigd.
Kalibratie door de cliënt
Deze methode biedt technisch ervaren bestuurders die regelmatig zelf een velg/band verwisselt de mogelijkheid de wielkalibratie zelf uit te voeren.
De in het systeem bij de bijbehorende bandentype opgeslagen afrolomtrekken zijn echter slechts richtwaarden die betrekking hebben op de normgegevens.
Aangezien de werkelijke afrolomtrek van de op de auto gemonteerde banden in het merendeel van de gevallen hiervan afwijkt, is bovendien een fijnafstelling noodzakelijk.
De hieronder beschreven procedure is alleen mogelijk als de auto stilstaat.
Als tijdens de volgende ritten m.b.v. het navigatiesysteem een constante afwijking t.o.v. de instrumenten wordt vastgesteld, kan de kalibratiewaarde worden gecorrigeerd.
Controleer aansluitend hierop opnieuw de meteraflezingen m.b.t. regelmatige afwijkingen.
Opmerking
Op basis van niet exacte gegevens in het geheugen opgeslagen kaartenmateriaal is altijd een bepaalde afwijking van de aangegeven afstand t.o.v. de werkelijke afstand aanwezig. Voor of na een fijnafstelling moeten dan ook de gegevens over een langere tijd worden beoordeeld om te kunnen vaststellen of de fijnafstelling tot een verbetering of verslechtering van de nauwkeurigheid heeft geleid.
Door de kalibratie die wordt uitgevoerd door de bestuurder worden de kalibratiegegevens van de werkplaatskalibratie overschreden.
Wij verzoeken u uw cliënt op deze punten te wijzen!