Opmerkingen bij het vervangen van de DDE 2.2-regeleenheid en de verdeler-inspuitpomp

Bij het vervangen van de DDE-regeleenheid of de verdeler-brandstofinspuitpomp moeten de volgende opmerkingen in acht worden genomen.

Algemeen

Er moet beslist worden gecontroleerd of de aanwezig storing daadwerkelijk te wijten is aan een defecte regeleenheid of aan de brandstofinspuitpomp.

Het vervangen van onderdelen die niet de oorzaak van de storing zijn, leidt tot onnodige garantiekosten en kan bovendien ertoe leiden dat de klant ontevreden is.

Controleer de regeleenheid of de brandstofinspuitpomp en hef voor de vervanging alle in het geheugen opgeslagen storingen op. Lees bovendien het storingsgeheugen in de transmissie-regeleenheid en de ASC-regeleenheid uit en controleer de in het geheugen opgeslagen storingen.

Vervang het onderdeel alleen als op het beeldscherm een betreffende aanwijzing wordt gegeven of als de storing na het zorgvuldig opsporen van de storing ook na het wissen van het storingsgeheugen weer optreedt.

Print vóór het vervangen van het onderdeel de "testcode" uit en voeg deze bij de garantieaanvraag.

Vervanging van de DDE-regeleenheid

 

Handel bij het vervangen van de regeleenheid als volgt:

Als met de oude regeleenheid geen diagnoseverbinding meer mogelijk is, kunnen de ijk- en correctiewaarden niet worden doorgegeven.

In dit geval kunnen de ijk- en correctiewaarden in het diagnoseprogamma onder "Servicefuncties" worden gewijzigd.

Vervanging van de verdeler-brandstofinspuitpomp

Vóór de vervang van de brandstofinspuitpomp moet het contactslot in stand 0 staan.

Voer de uit- en inbouw overeenkomstig de reparatiehandleiding uit.

Stel na het inbouwen van de nieuwe pomp met het diagnoseprogramma de waarden van de "paring motor - regeleenheid" terug (servicefuncties).