Tankontluchting bij modellen met katalysator

 

De ontluchtingsleiding van de brandstoftank is met een actief koolfilter verbonden, waarin de in de tank ontstaande benzinedampen worden verzameld. Het actief koolfilter is via een extra leiding met het inlaatspruitstuk verbonden. In deze leiding bevindt zich de tankontluchtingsklep, welke via de motorregeleenheid gepulseerd wordt aangestuurd.

In stroomloze toestand is de tankventilatieklep gesloten. Zo wordt de opeenhoping van brandstofdampen in het inlaatspruitstuk bij een afgezette motor voorkomen. Bij draaiende motor heerst in het inlaatspruitstuk t.o.v. de omgevingsdruk een last- en toerentalafhankelijke onderdruk. Zodra de motorregeleenheid de tankontluchtingsklep aanstuurt, wordt door de in het inlaatspruitstuk heersende onderdruk via het actief-koolstoffilter verse lucht aangezogen. De verse lucht spoelt de in het filter verzamelde brandstof uit en voert deze de motor toe om te worden verbrand.

Daar dit extra toegevoegde mengsel de verbranding in sterke mate beïnvloedt, moet de elektrische aansturing van de tankontluchtingsklep afhankelijk zijn van het toerental en de belasting.

Na het starten begint de eerste spoelfase waarin de tankventilatieklep voor de duur van ca. 6 minuten wordt aangestuurd. Daarna is het ventiel gedurende 100 seconden gesloten om de basisadaptatie uit te voeren. Wanneer de basisadaptatie succesvol is afgesloten, dan duurt de volgende spoelfase 90 minuten lang. In het andere geval heeft er een verdere korte spoelfase plaats (ca. 6 minuten). Om de basisadaptatie succesvol af te kunnen sluiten, moet de motor stationair en in deellast lopen.