Testprogramma gegevensoverdracht

Het testprogramma moet worden uitgevoerd, als de gegevensoverdracht naar meerdere regeleenheden gestoord is.

Voorwaarden

Diagnosekabel en tester

Alvorens het testprogramma wordt uitgevoerd, moet worden gecontroleerd of de diagnosekabel en de tester in orde zijn. Indien nodig een diagnose bij een andere auto uitvoeren of de diagnosekabel via de zelftest controleren

Met "Zelftest - diagnosekabel" (in Administratie) wordt gecontroleerd, of de diagnosekabel en de diagnose-aansluiting in de tester in orde zijn. De diagnosekabel moet hiertoe op de testaansluiting aan de achterzijde van de tester worden aangesloten.

Testverloop

Controleren van de gegevensoverdracht

Het controleren van de gegevensoverdracht vindt voor telkens drie, op de diagnosebus of K-bus aangesloten regeleenheden plaats.

Aan de hand van bepaalde storingspatronen (communicatie met een of met meerdere regeleenheden niet correct) wordt vastgesteld, of de databus in zijn algemeenheid storing geeft.

Instrumentenpaneel

Het instrumentenpaneel verbindt intern de diagnosebus met de K-bus (Gateway). Gegevens van de tester worden omgevormd en via de K-bus doorgegeven. Als de gegevensoverdracht naar het instrumentenpaneel gestoord is, kan dus ook geen gegevensoverdracht plaatsvinden naar de regeleenheden die op de K-bus zijn aangesloten.