De airbag is onderdeel van het passieve veiligheids-systeem. Er zijn twee regeleenheids-varianten mogelijk:
1. De "Basis ontstekingseenheid" (BAE) wordt in alle voertuigen behalve US-modellen gemonteerd.
2. De "Centrale ontstekingseenheid" (ZAE) wordt alleen in US-modellen gemonteerd.
Door de verschillende wetgeving in de USA met betrekking tot de verplichting van het aanbrengen van de veiligheidsgordels bevat de ZAE voor deze omstandigheid afgestemde functies, die in de BAE niet opgenomen zijn.
Voor de BAE en de ZAE bestaat er telkens slechts één regeleenheid. De op het voertuig-, de uitrusting- en de landen afgestemde varianten kunnen gecodeerd worden. Er moet op worden gelet, dat de regeleenheid na vervanging op het voertuig afgestemd moet worden gecodeerd.
Door de geÏntegreerde sensoren in de airbag-regeleenheid, die de aan de voertuigvertraging proportionale signalen opwekken, vervallen de tot nu toe bekende frontsensoren aan de binnenste wielkuipen.
In het algemeen zijn er in de airbag-regeleenheid twee werkingsdrempels voor twee verschillend hoge voertuig-vertragingswaarden opgeslagen.
De regeleenheid is voor maximaal drie voertuigbotsingen berekend. Tijdens deze drie ontstekingscriteria wordt telkens een zogenaamd crashtelegram in de regeleenheid ingevoerd, dat alle crashrelevante informatie voor een eventuele latere analyse permanent opslaat. Na drie ingevoerde crashes wordt er een storingscode gezet, die niet meer kan worden gewist, d.w.z. de storingscontrolelamp brandt continu en de regeleenheid moet worden vervangen.
De ZAE-regeleenheid is door gordelslotcontact-bewaking in staat, een bestuurder of passagier met aangelegde veiligheidsgordel op te merken. Daardoor kan de werkingsdrempel voor de airbags bij inzittenden die de veiligheidsgordel dragen naar een hogere vertragingswaarde van het voertuig worden verhoogd. De gordelslotcontact-bewaking gebeurt d.m.v. microschakelaars in de gordelbevestigingen tussen de stoelen.
Opmerking
Bij het lostrekken van de stekker van de regeleenheid worden de afzonderlijke ontstekingscircuits door overbruggingen in de stekker kortgesloten. Bovendien wordt de verbinding voor de storingscontrolelamp overbrugd, wat betekent dat bij losgetrokken stekker van de regeleenheid de storingscontrolelamp brandt.
De SBE-regeleenheid wordt gebruikt om het airbagsysteem mee te delen, of bij voertuigen met passagiersairbag, de passagiersstoel bezet of niet bezet is. Het systeem bestaat uit een stoelmat (foliesensor) en de regeleenheid registratie stoel bezet. Deze regeleenheid geeft de toestand van de passagiersstoel over een seriële interface door aan de airbagregeleenheid. De analyse van de gegevens gebeurt in de airbagregeleenheid. Het selectieve afgaan van het airbagsysteem, dat betekent bij niet bezette passagiersstoel, voorkomt het inwerkingtreden van de passagiers-veiligheidsgordel spanner en van de airbag aan de passagierskant.
Belangrijk!
Werkzaamheden aan het airbagsysteem mogen alleen in contactslotstand 0 uitgevoerd worden.