Boordmonitor

De videomoduul is onderdeel van een omvangrijk informatiesysteem met een centrale bedienings- (boordmonitor-bedieningspaneel) en weergave-eenheid (LC-monitor).

De functiecomponenten van de videomoduul zijn:

Bovendien is er nog in aansluitmogelijkheden voor een extra TV-monitor en een videorecorder voorzien. De aansturing van het videomoduul wordt verzorgd via de I-bus.

De bediening van het boordmonitorsysteem gebeurt via het boordmonitor-bedieningspaneel.

TV-werking

 

Opmerking

Het kijken van TV en video is tijdens het rijden om veiligheidsredenen alleen via een extra aangesloten monitor in het achtercompartiment mogelijk.

Programma:

Na het activeren van de functie Programma kunnen de programma's 01 tot 30 door naar links of naar rechts te draaien worden geselecteerd.

Door de bedieningsknop lang in te drukken wordt een programma Scan geactiveerd. Hierbij worden opgeslagen programma's met een goede ontvangst in oplopend programmanummer kort weergegeven. Om een programma verder te bekijken moet de knop nogmaals ingedrukt worden.

Zenderzoeken:

Het zenderzoeken wordt gestart door de knop naar links of naar rechts te draaien. Tijdens het zenderzoeken verandert het aangegeven kanaal van groen naar geel. Door snel in de andere richting te draaien verandert ook de richting van het zenderzoeken. Wanneer een programma is gevonden, dan kan deze zender door de knop in te drukken in het geheugen worden opgeslagen.

Bij vertoning van de melding MUTE is het geluid stil geschakeld, omdat het ingestelde programma een slechte ontvangst heeft.

Autostore

Op de memoryplaatsen 21 tot 30 worden automatisch 10 goed te ontvangen zenders opgeslagen. Bij nog niet bezette memoryplaatsen worden in een tweede doorgang ook zenders die minder goed zijn te ontvangen opgeslagen.

Instellingen

In deze functie kunnen de basisinstellingen zoals contrast, helderheid en kleur worden gewijzigd evenals de specifieke televisie-normen voor de verschillende landen worden ingesteld.

Bij landen met NTSC-norm verschijnt een extra instelling, waar ook de kleurtoon kan worden ingesteld.

Teletekst

Voorwaarde voor het ontvangen van teletekst is, dat in het ingestelde land en de daarbij ingestelde zender teletekst mogelijk is.

Bij activering van de functie Teletekst wordt het televisiebeeld door de teletekst ingevuld.

Na de keuze Teletekst verschijnt op de monitor een menubalk:

Antenne-diversity

De antenne-diversity bestaat uit 2 antennes, die in de achterruit zijn geïntegreerd. Voor elk van de beide antennes is een eigen antenneversterker gemonteerd. De spanningsverzorging van de antenne-versterker wordt vanuit de videomoduul via de kern van de antennekabel verzorgd.

Beide antennes zijn aan de videomoduul aangesloten, waar ook de diversityfunctie is geïntegreerd.

Audio signalen

Op de ingang van de videomoduul kunnen de audiosignalen van de videorecorder, de TV en het navigatiesysteem aanstaan.

De ingangen van de boven genoemde audiosignalen kunnen naar keuze aan de uitgang, die naar de radio gaat, door selectie van de betreffende functie worden doorgeschakeld.

Aan de uitgang voor een separate monitor (monitor voor achterin) worden alleen de signalen van de videorecorder en de TV doorgeschakeld.

De in- en uitgangen van de audiosignalen zijn alle in mono belegd.

Videorecorder

In de auto kan een gewone videorecorder worden aangesloten. Via de signaalherkenning aan de video-ingang wordt aan de monitor in het achtercompartiment zonder verdere bediening bij videorecorder-weergave van TV naar video overgeschakeld. Helderheid en contrast worden aan de monitor in het achtercompartiment direct ingesteld.

De videorecorder weergave op de boordmonitor is alleen na van tevoren te zijn geselecteerd met de TV aan (tussen programma 30 en 1) mogelijk. Het geluid van de videorecorder wordt dan bovendien via de boordluidsprekers weergegeven.

Aanduiding van te hoge temperatuur

Bij het optreden van een te hoge temperatuur in de videomoduul of in de boordmonitor wordt door de teletekstdecoder een volledig beeld geproduceerd, hetgeen op een spoedige uitschakeling duidt. Het beeld blijft zo lang staan, tot de informatie niet meer bestaat en er kan door het grafische gedeelte indien gewenst worden overheen geschreven. Vervolgens moet hij weer worden aangegeven.

Door het afschakelen van de monitor gaat de aanduiding uit.