Navigatiesysteem 2 met boordmonitor

 

Functie

De ontvanger van het satellietnavigatiesysteem GPS geeft de navigatiecomputer de actuele positie van de auto door in lengte- en breedtegraden.

In de CD-speler van de navigatiecomputer zit een CD. met kaartgegevens. Het navigatiesysteem koppelt deze kaartgegevens aan de positie die door het GPS is berekend.

De actuele positie wordt op de boordmonitor gemeld onder "Positiemelding" .

De bestuurder kan een bestemming invoeren. Op basis van deze bestemming berekent de navigatiecomputer vanuit de actuele standplaats een route volgens selecteerbare criteria (snelwegen, kortste verbinding, enz.) De berekende route wordt op het routedisplay weergegeven.

Onder het rijden geeft de computer zowel met pijlen en afstandsgegevens op de boordmonitor als met een stemcomputer aanwijzingen waar en wanneer u moet invoegen, resp. afslaan.

De navigatiecomputer leidt uit de signalen van een ABS-wieltoerentalsensor de afgelegde afstand af.

Van een traagheidssensor - "GYRO" genaamd - krijgt de navigatiecomputer informatie over de beweging van de auto rond zijn as (bij afslaan enz.). De gyro is in het huis van de navigatiecomputer ingebouwd.

De magneetveldsonde die van navigatiesysteem 1 bekend was, vervalt en wordt vervangen door de gyro.

Als de bestuurder de aanwijzingen voor afslaan niet opvolgt, wordt automatisch een alternatieve route berekend.

Componenten

Navigatiecomputer incl. CD-speler en gyro

In de navigatiecomputer is een CD-speler geïntegreerd. De kaart-CD. moet in deze drive worden geplaatst.

De navigatiecomputer heeft een ventilator. Als de koelcapaciteit daarvan onvoldoende is, wordt de navigatiecomputer vanwege oververhitting uitgeschakeld. Dit wordt op de boordmonitor gemeld.

De gyro is een traagheidssensor. Hij detecteert de kracht die bij een verandering van richting optreedt en geeft deze in de vorm van een variabel spanningssignaal door aan de navigatiecomputer. Ook de gyro bevindt zich in het huis van de navigatiecomputer.

GPS

Het G lobal P ositioning S ystem is een systeem dat oorspronkelijk is ontwikkeld voor militair gebruik. Bij dit systeem bevinden zich ca. 20 satellieten in een baan rond de aarde en geven signalen door. Deze signalen worden geëvalueerd door een speciaal hiervoor ontwikkelde computer en naar een positie omgerekend. De nauwkeurigheid van het systeem varieert, maar bedraagt toch ten minste 100 m.

Het GPS-systeem functioneert alleen goed als de ontvangst niet wordt belemmerd.

Het GPS bij het BMW-navigatiesysteem bestaat uit een antenne en een ontvanger. Deze evalueert de satellietgegevens die via de antenne binnenkomen en geeft de daaruit afgeleide positie door aan de navigatiecomputer.

Op de navigatiekaart verschijnt in de rechter bovenhoek een symbool dat de GPS-ontvangst weergeeft.

Het aantal witte punten in het systeem is het aantal satellieten waarvan signalen worden ontvangen.

Verschijnen zowel een satellietsymbool als het opschrift "GPS", dan voldoen de ontvangen satellietsignalen om de actuele positie van de auto te berekenen.

Toerentalsensor

De navigatiecomputer evalueert de signalen van een ABS-toerentalsensor (series E38 en E39: linker voorwiel, E46: linker achterwiel) en leidt hieruit de afgelegde afstand af.

Kaarten-CD.

Op de kaarten-CD. staan alle gegevens die de navigatiecomputer voor de routeplanning nodig heeft. Het is aan te bevelen de meest actuele versie te gebruiken. Hierop staan namelijk alle verandering in het wegennet.

Het navigatiesysteem is alleen te selecteren als er een kaarten-CD. in de drive zit.

NF-kabels

De audiosignalen worden via 2 NF-kabels direct aan de videomoduul doorgegeven, of - als er geen videomoduul is (toelichting op de systeemopbouw aan het einde van deze beschrijving) - direct aan de radio.

RGB-bedrading

De videosignalen worden via RGB-kabels direct aan de videomoduul doorgegeven, of - als er geen videomoduul is (toelichting op de systeemopbouw aan het einde van deze beschrijving) - direct aan de LC-monitor.

Let erop dat verschillende pinnen bezet zijn als de videosignalen direct naar de LC-monitor of eerst naar de videomoduul gaan.

De gebruikersinterface, d.w.z. de menu's op de boordmonitor, wordt door de navigatiecomputer aangemaakt.

Navigatiesysteem 2 in de werkplaats

Storingen opsporen:

In het document "Storingen opsporen bij navigatiesysteem 2" staat beschreven hoe storingen moeten worden opgespoord.

Zie <Navigatiesysteem> <Documenten>< Storingen opsporen bij navigatiesysteem 2

Belangrijk!

Er bestaat geen diagnoseprogramma voor navigatiesysteem 2.

Kalibratierit

Anders dan bij het navigatiesysteem van de eerste generatie is geen uitgebreide kalibratierit nodig.

Belangrijk!

Na vervanging van de navigatiecomputer is een proefrit van ca. 15 minuten nodig. Hierbij moet de GPS-ontvangst onbelemmerd zijn. Zie voor nadere bijzonderheden het document "Storingen opsporen bij navigatiesysteem 2".

Besturingssoftware installeren

Als BMW een nieuwe versie van de besturingssoftware levert, moet deze als volgt worden geïnstalleerd (zie ook de aanwijzingen op de CD.):

Belangrijk!

Tijdens de installatieprocedure mag er niet van klem worden gewisseld! Let erop dat de boordnetspanning hoog genoeg is.

Varianten van het boordmonitorsysteem

Navigatiesysteem met T.V.

Als in de auto ook T.V.-ontvangst mogelijk is, is het boordmonitorsysteem hetzelfde uitgevoerd als bij de eerste generatie:

Het navigatiesysteem is op de I-bus aangesloten. Het staat via RGB- en NF-kabels in verbinding met videomoduul 2. Dit is op zijn beurt ook weer op de I-bus aangesloten.

In tegenstelling tot vroeger zit het grafisch gedeelte, d.w.z. het instrument dat de afbeeldingen op de boordmonitor opbouwt (bijv. menu's), nu in de navigatiecomputer.

Het geluid voor de navigatie-aanwijzingen wordt door de videomoduul aan de radio doorgegeven.

Navigatiesysteem zonder T.V.

Bij het navigatiesysteem zonder T.V.-functie bestaat het boordmonitorsysteem uit de volgende componenten:

Houd er rekening mee dat dit complete systeem GEEN videomoduul heeft.

De beelden voor menu's enz. worden in de navigatiecomputer gegenereerd.

In deze opstelling geeft de navigatiecomputer de videosignalen via de RGB-kabels direct door aan de LC-monitor.

Via NF-kabels worden de audiosignalen aan de radio doorgegeven.