Testvoorwaarden: Voordat de testmoduul wordt uitgevoerd, moet worden gecontroleerd of de diagnosekabel en de tester in orde zijn. Zo nodig moet de diagnose bij een andere auto worden uitgevoerd, of moet de diagnosekabel via een zelftest worden gecontroleerd. Met de ”Zelftest - diagnosekabel” (keuze Administratie) wordt gecontroleerd of de diagnosekabel en de diagnose-interface in de tester in orde zijn. De diagnosekabel moet hiertoe op de testbus aan de achterzijde van de tester worden aangesloten.
Testverloop: In de testmoduul wordt de controle van de bussystemen (I-/K- en D-bus) uitgevoerd. Bij de test worden de volgende regeleenheden aangesproken: DME/DDE, ABS/ASC/DSC, KOMBI, IHKA/IHKR/IHR, ZKE, RADIO, BM/MID en LCM/LSZ. Ter controle wordt de identificatie van de regeleenheden uitgelezen.
Als de identificatiegegevens zonder storingen worden doorgegeven, dan is de busfunctie op de betreffende bus in orde. Als enige regeleenheden niet worden herkend, dan is de busverbinding (kabels, stekker) of de voedingsspanning losgetrokken. Een storing aan een regeleenheid en een niet gemonteerde regeleenheid veroorzaken hetzelfde symptoom. De in de testmoduul geteste regeleenheden worden aan het einde van elke teststap beoordeeld.
Als de verbindingsopbouw met de auto niet mogelijk is, is dit te wijten aan een onderbroken datatransmissie op de D-bus. In dit geval moet de kabel op de D-bus op storingen worden gecontroleerd.
Storingen kunnen kortsluiting tegen massa en plus alsmede onderbreking zijn. Hierdoor is het niet mogelijk de gegevens tussen de regeleenheden door te geven. Dit geldt ook voor de I-/K-bus als in de testmoduul geen regeleenheid werd herkend en in de beknopte test geen regeleenheid kon worden geïdentificeerd. In dit geval moet de kabel op de bus op een storing worden gecontroleerd.
In de hieronder staande afbeelding wordt een momentopname van de busspanning weergegeven. De busspanning staat in spiegelbeeld en geeft in principe de procedure van een bustelegram weer.
1 busspanning high
2 busspanning low
3 telegramlengte
De storingsbeelden hebben de volgende kenmerken :
De oorzaakkan zijn:
Gebruik voor het opsporen van de storing in de buskabel de beelden van de oscilloscoop en de kabelcontrole.
Storende regeleenheden in het bussysteem
De oorzaak van deze storing kan liggen aan de software.
Een gevolg van softwarestoringen is het storen van telegrammen, waardoor functies niet meer worden uitgevoerd en waardoor storingen in de werking optreden.
Aanwijzing voor het bepalen van de storende regeleenheid in het bussysteem: