De interieurverlichting wordt via de volgende schakelaars en systemen aangestuurd:
Via de toets in het centrale verlichtingsarmatuur, voor is het mogelijk de lampen van de interieurverlichting uit- en in te schakelen. De verlichting wordt echter onafhankelijk daarvan verder door de basismoduul automatisch aangestuurd.
Een via een toets uitgeschakelde interieurverlichting wordt dan ook met het openen van een portier weer ingeschakeld.
Als optie kan de interieurverlichting blijvend uitgeschakeld worden als de toets langer dan 3 seconden wordt ingedrukt. Als de toets opnieuw wordt ingedrukt wordt weer teruggekeerd in de automatische stand.
De volgende verlichting in de auto kan bij een geparkeerde auto worden ingeschakeld:
De voeding (B+-voeding) voor deze verbruikers wordt verzorgd via de basismoduul.
Om te voorkomen dat de accu niet wordt leeggetrokken wanneer de verlichting constant ingeschakeld is, schakelt de basismoduul de B+-voeding 16 minuten na het uitschakelen van klem R uit.
De stroomdraad "Verbruikersuitschakeling" loopt ook naar het ruststroomuitschakelrelais K72. Dit relais schakelt de lastkringen voor:
De genoemde systemen worden zo via het relais K72, 16 minuten na het uitschakelen van klem R gescheiden van klem 30-voeding.
Het weer inschakelen van de genoemde verbruikers vindt plaats met het inschakelen van klem R of 15 of als op een ingang van de basis- of periferiemoduul een signaalwisseling plaatsvindt. B.v.: openen van een portier, openen van de motorkap, ontgrendelen van een portier.