Stoelverwarming

De stoelverwarming maakt het verwarmen van de zitting en de rugleuning van de stoel mogelijk. De elektronica voor het regelen van de gekozen verwarmingstemperatuur (3 standen) en het controlesysteem is geïntegreerd in het schakelcentrum tunnelconsole (SZM).

Functie

De stoelverwarming kan vanaf klem 15 door het bedienen van de toets in drie standen worden ingeschakeld. Om de werking aan te geven branden de drie in het schakelcentrum aangebrachte lichtdiodes. "Klem 15 actief" wordt via de K-bus aan het schakelcentrum tunnelconsole gemeld.

Als de stoelverwarming wordt ingeschakeld (één keer indrukken van de toets) is in eerste instantie stand 1 geactiveerd. De zitting wordt tot ca. 44 °C verwarmd. Voor de controle op de werking branden alle drie de LED's.

Als de toets opnieuw wordt bediend, dooft de bovenste LED en wordt verwarmingsstand 2 geactiveerd. De stoel wordt nog maar tot 39 °C verwarmd.

Als de toets nogmaals ingedrukt wordt schakelt de stoelverwarming in verwarmingsstand 3. De onderste LED gaat branden. De stoel wordt tot 35 °C verwarmd.

Als de toets opnieuw wordt ingedrukt of als het contact wordt afgezet, wordt de stoelverwarming uitgeschakeld. Bovendien kan de stoelverwarming in iedere verwarmingsstand worden uitgeschakeld als de toets langer dan 1 seconde wordt ingedrukt.

De verwarming van de stoelen wordt verzorgd door een koolstofvezelmat in het hoofdgedeelte en staaldraden (staalverwarmingselementen) in de wangen. In de zitting en in de rugleuning is een koolstofvezel-verwarmingsmat aangebracht. In principe worden de zitting en het middendeel van de rugleuning alsmede de zijkant (de wang) van de zitting en de rugleuning verwarmd. Bij de sportstoel zijn extra verwarmingsdraden of koolstofvezelmatten in de bovenbeensteun ingebouwd. Bij de sportstoel van de E39-serie met stoffen bekleding worden de wangen van de zitting en de rugleuning niet verwarmd.

De temperatuur wordt door een temperatuursensor die in het kussen is geplaatst gemeten en doorgegeven aan het schakelcentrum.

Controlefuncties

Accuspanning V

Als de accuspanning van de auto lager is dan 11,4 V ± 0,3 V, wordt de stroomvoorziening van de verwarmingsmatten door de elektronica van de stoelverwarming uitgeschakeld. De functie-LED's blijven echter ook verder ingeschakeld. De verwarmingsmatten worden weer van stroom voorzien als de accuspanning minstens 5 seconden lang hoger is dan 12,2 V ± 0,3 V.

Printplaattemperatuur

Daar de vermogensopname van de stoelverwarming zeer hoog is (120 W) wordt de temperatuur van de printplaat in het schakelcentrum m.b.v. temperatuursensoren gecontroleerd. Bij het oplopen van de temperatuur boven 85 °C wordt eerst de verwarmingscapaciteit gereduceerd. De verwarming wordt uitgeschakeld als de printplaattemperatuur tot boven de 95 °C oploopt. De functie-LED's blijven ingeschakeld. De stoelverwarming wordt automatisch weer ingeschakeld als de printplaattemperatuur onder de 85 °C ligt.

Controlesysteem

De elektronica van de stoelverwarming controleert de temperatuursensor en de verwarmingsmatten op storingen. Herkende storingen worden in het storingsgeheugen van het schakelcentrum tunnelconsole opgeslagen.

De volgende storingen kunnen worden herkend

Als bij de temperatuursensor een onderbreking of kortsluiting optreedt, wordt de stoelverwarming ter voorkoming van oververhitting uitgeschakeld. De functie-LED's worden uitgeschakeld.