Componenten van de stand-/extra verwarming
Bij het vervangen van de Thermo Top C/Z moet op het volgende worden gelet:
Vervangingsaggregaten worden met een analoge aansturing geleverd en moeten overeenkomstig de onderstaande tabel op de K-bus wprden gecodeerd.
Serie / motorvariant |
Stand-/extra verwarmingsaggregaat zonder K-bus |
Stand-/extra verwarmingsaggregaat met K-bus |
E46 / diesel (M47) |
vanaf productiebegin tot PU98 (1998_09) |
vanaf PU98 (1998_09) |
E38 / diesel (M51, M57) |
vanaf PU98 (1998_09) tot maart 99 (1999_03) |
vanaf maart 99 (1999_03) |
E39 / diesel (M51, M57) |
vanaf PU98 (1998_09) tot maart 99 (1999_03) |
vanaf maart 99 (1999_03) |
E38, E39 / benzine |
|
vanaf maart 99 (1999_03) |
E53 |
|
alle Modelle |
Aansturing |
analoog met kabels |
digitaal via K-bus |
Diagnose |
niet mogelijk |
met controle storingsgeheugen |
.
De gloeibougie en de vlamcontrole zijn tot één onderdeel, de gloeibougie/vlamcontrole (4) samengevoegd. Deze kan niet afzonderlijk worden vervangen.
De ventilator verbrandingslucht (2) is vast verbonden met de verbrandingskamer (11) en kan niet afzonderlijk worden vervangen. Een CO-instelling is bij dit stand-/extra verwarmingsaggregaat af fabriek ingesteld latere instellingen zijn niet meer mogelijk.
De circulatiepomp (14) is buiten het verwarmingsaggregaat geplaatst en kan bij reparatie apart worden vervangen.
De doseerpomp is bij de wagembodem aangebracht en kan in geval een reparatie afzonderlijkt worden vervangen.
De verbrandingskamer (11) is de regeleenheid (7) (met geïntegreerde temperatuursensor voor de koelvloeistof) aangebracht. Deze zorgt voor de aansturing en diagnose van het verwarmingsaggregaat. Bij een reparatie (bij een defecte regeleenheid of defecte temperatuursensor) moet het complete stand-/extra verwarmingsaggregaat worden vervangen.
De aansturing van het extra verwarmingsaggregaat is in de testhandleiding in de volgende stestfase beschikbaar.
Bij het inschakelen worden de gloeibougie, de circulatiepomp en de verbrandingslucht-aanjager in werking gesteld. Na 30 s wordt de doseringspomp ingesschakeld en de aanjager voor de verbrandingslucht uitgeschakeld. Vervolgens wordt de aanjager voor de verbrandingslucht gelijkmatig en binnen 60 s op de maximale capaciteit afgeregeld. Zodra de maximale brandstoftoevoer is bereikt wordt de gloeibougie uitgeschakeld en de aanjager voor de verbrandingslucht op de maximale capaciteit afgeregeld. Gedurende de volgende 45 s en tijdens de normale werking neemt de gloeibougie de taak van de vlamcontrole over en controleert hij de verbrandingsvlam. Hierna wordt de verwarming automatisch geregeld. Als geen vrbrnadingsvlam ontstaat of als de vlam wordt onderbroken, dan wordt automatisch opnieuw gestart. Als opnieuw geen verbrandingsvlam ontstaat, dan wordt de toevoer van de verbandingslucht onderbroken en wordt de aanjager na een bepaalde tijd uitgeschakeld.
Bij het inschakelen worden de gloeibougie, de circulatiepomp en de verbrandingslucht-aanjager in werking gesteld. Na 30 s wordt de doseringspomp ingeschakeld en de aanjager voor de verbrandingslucht uitgeschakeld. Vervolgens wordt de aanjager voor de verbrandingslucht in twee fasen en binnen 60 s op de maximale capaciteit afgeregeld. Na een stabiliseringsfase (constant toerental) van 15 s wordt de aanjager nogmaals gedurende een periode van 50 s op vrijwel de maximale capaciteit afgeregeld. Zodra de maximale brandstoftoevoer is bereikt wordt de gloeibougie uitgeschakeld en de aanjager voor de verbrandingslucht op de maximale capaciteit afgeregeld. Gedurende de volgende 45 s en tijdens de normale werking neemt de gloeibougie de taak van de vlamcontrole over en controleert hij de verbrandingsvlam. Hierna wordt de verwarming automatisch geregeld. Als opnieuw geen verbrandingsvlam ontstaat of als de vlam dooft, dan wordt de toevoer van de verbandingslucht onderbroken en wordt de aanjager na een bepaalde tijd uitgeschakeld. Als de vlam tijdens de normale werking wordt onderbroken, dan wordt de verwarming automatisch opnieuw gestart.
Nadat een temperatuur van ca. 72°C is bereikt, dan wordt overgeschakeld op het energiebesparende deellastgebied. Als de temperatuur van de koelvloeistof verder toeneemt naar 76°C, treedt een regelpauze in werking. Deze treedt ook in werking als de verwarming gedurende ca. 76 min ononderbroken in werking is. De circulatiepomp en de aanjager van het verwarmingssysteem van de auto blijven tijdens de regelpauze actief.Als de koelvloeistoftemperattur daalt tot ca. 71°C dan treedt opnieuw het deellastgebied in werking. Als de temperatuur weer toeneemt tot 76°C, treedt de regelpauze opnieuw in werking. Als de temperauur door een hogere warmtebehoefte tijdens het deelastgebied weer daalt, dan werkt de verwarming bij een temperatuur van ca. 56°C met de volle capaciteit.
Bij een dieselmotor vindt de werking van de verwarming op dezelfde wijze plaats. Als de temperatuur van de koelvloeistof tijdens de regelpauze maar niet binen 900 s tot beneden. 71°C daalt, dan werkt het verwarmingsaggregaat bij het bereiken van een temperatuur van ca. 71°C via de normale startprocedure met de maximale capaciteit.
De verwarming wordt uitgeschakeld waarbij de aanjager gedurende een bepaalde periode in werking blijft. De circulatiepomp en de aanjager voor de verbrandinsglucht blijven in werking op het verwarmingsaggregaat af te koelen en worden daarna automatisch uitgeschakeld.