De gewenste temperatuur in het interieur van de auto (richttemperatuur) wordt via de tuimelschakelaar op het bedieningsgedeelte ingesteld en in het display aangegeven. Voor de temperatuurregeling worden de interieur-, warmtewisselaar-, verdamper-, buiten- en koelvloeistoftemperatuur verwerkt en wordt tevens rekening gehouden met het snelheids- en toerentalsignaal.
Het verwarmingsaggregaat werkt volgens het Reheat-proces. De verdamper koelt de toegevoerde lucht af en de warmtewisselaar warmt de lucht weer op tot de gewenste temperatuur. De temperatuur van de warmtewisselaar wordt via een gefaseerd aangestuurde verwarmingskraan ingesteld. Hierbij berekent de regeleenheid de openingstijden voor de kleppen aan de hand van de hierboven beschreven ingangswaarden. De openingstijden van de kleppen bedragen bij max. KOUD 0 ms, bij max. WARM 3600 ms.
Om ervoor te zorgen dat voldoende koelvloeistof kan doorstromen, wordt bij verschillende motortypen bovendien een extra waterpomp gemonteerd.
Een mechanische scheidingsklep maakt de beïnvloeding mogelijk van de temperatuur die uit de ventilatie-openingen stroomt. Hierbij kan de temperatuur worden gekozen die tussen de verdamper- en de warmtewisselaartemperatuur ligt.