Via het multifunctionele stuurwiel (MFL) kan de bestuurder diverse functies vanaf het stuurwiel schakelen. Tot deze functies behoren:
Het MFL biedt de bestuurder naast een hoger comfort ook een hogere veiligheid: zonder de handen van het stuurwiel te hoeven nemen en zonder de blik van het verkeer af te wenden, kan de bestuurder de via de MFL bedienbare functies uitvoeren.
De reactietijd op een MFL-bediening vindt hierbij zo snel plaats dat geen vertraging van de terugmelding merkbaar is.
Het multifunctie-stuurwiel (MFL) bestaat uit de volgende componenten:
De volgende varianten van het multifunctie-stuurwiel (MFL) worden aangeboden:
Variant |
Toetsenblok links |
Toetsenblok rechts |
---|---|---|
1 |
Radio, telefoon |
Tempomaat, luchtrecirculatie |
2 |
Radio, telefoon |
Tempomaat, stuurwielverwarming |
3 |
Radio |
Tempomaat, stuurwielverwarming |
4 |
Radio |
Tempomaat, luchtrecirculatie |
Aan de rechter stuurwielzijde is een toetsenblok voor de bediening van de Tempomaat geplaatst. Beschrijving van de toetsen van boven naar beneden:
Aan de linker stuurwielzijde is een toetsenblok voor de bediening van de radio aangebracht. Beschrijving van de toetsen van boven naar beneden:
Aan de linker stuurwielzijde is een toetsenblok voor de bediening van de telefoon aangebracht. Beschrijving van de toetsen van boven naar beneden:
Op het rechter toetsenblok is de toets voor de luchtrecirculatiefunctie geplaatst. De luchtrecirculatiefunctie kan afwisselend in-, resp. uitgeschakeld worden.
Als er een stuurwielverwarming is gemonteerd, vervalt de luchtrecirculatietoets.
De stuurwielverwarming is vanaf klem 15 standby. De verwarming wordt ingeschakeld door het eenmalig indrukken van de toets op het multifunctie-stuurwiel. Door het nogmaals indrukken van de toets wordt de stuurwielverwarming weer uitgeschakeld.
Door een temperatuursensor welke op het verwarmingselement is aangebracht, wordt de stuurwieltemperatuur gemeten. De elektronica regelt de verwarming van het stuurwiel zo, dat zo snel mogelijk het stuurwiel tot de voorgeprogrammeerde temperatuur van 36°C wordt verwarmd. Kort voor het bereiken van de temperatuur wordt de verwarmingscapaciteit van het stuurwiel gereduceerd.
Als de ingestelde temperatuur is bereikt, wordt de stuurwieltemperatuur door middel van gemoduleerde impulsbreedte geregeld. Als de stuurwieltemperatuur hoger is dan de nominale waarde, wordt het verwarmingselement met 10% gefaseerd. De stuurwielverwarming blijft verder ingeschakeld en de regeling is nog actief.
Bij onderbreking of kortsluiting van de temperatuursensor wordt het verwarmingselement en de inschakel- controle uitgeschakeld.
De regeling van de stuurwielverwarming wordt gecontroleerd. Er wordt gecontroleerd of de verwarming van het stuurwiel zich binnen de vastgelegde temperatuurgrenzen beweegt. Als binnen deze tijd geen temperatuurverhoging plaatsvindt, wordt de stuurwielverwarming en de functieweergave uitgeschakeld.
Bij een te lage onderspanning of bovenspanning wordt het verwarmingselement voor het stuurwiel uitgeschakeld.
Als de voedingsspanning op de schakelaar gedurende 5 sec. terugloopt tot onder de 11,6 V wordt het verwarmingselement uitgeschakeld. De inschakelcontrole in de schakelaar blijft ingeschakeld. De staat van de stuurwielverwarming blijft behouden. De stuurwielverwarming wordt weer ingeschakeld, als de voedingsspanning gedurende 5 sec. oploopt tot boven 12,4 V.
Als de voedingsspanning op de schakelaar gedurende 5 sec. tot boven de 16,5 V oploopt, wordt het verwarmingselement uitgeschakeld. De inschakelcontrole in de schakelaar blijft ingeschakeld. De staat van de stuurwielverwarming blijft behouden. De stuurwielverwarming wordt weer ingeschakeld, als de voedingsspanning gedurende 5 sec. tot onder 15,5 V terugloopt.