Regelconcepten
ABS-regeling
Bij een ABS-regeling worden de voorwielen afzonderlijk geregeld, de achterwielen gemeenschappelijk. Een ABS-regelcyclus bestaat uit drie fasen: druk handhaven, druk opbouwen en druk verlagen.
Als een toerentalsensor een sterke vertraging van het wiel registreert, bestaat er dus een tendens tot blokkeren en wordt de remdruk van dit wiel eerst niet verhoogd, de druk wordt dus op het voorheen bereikte niveau gehouden.
Wordt de wielvertraging desondanks toch nog groter, dan wordt de remdruk verlaagd en het wiel wordt daardoor minder sterk afgeremd.
Het wiel zal door de minder sterke remdruk weer sneller gaan draaien. Bij het bereiken van een bepaalde grenswaarde van het wieltoerental wordt de druk weer verhoogd. Door deze drukopbouw wordt de draaibeweging van het wiel weer vertraagd.
Al naar gelang de weggesteldheid worden er ca. 5 tot 12 regelcyclussen per seconde doorlopen, de retourpomp wordt tijdens de regeling permanent aangestuurd.
De inlaatventielen zijn in de rust-toestand stroomloos open, de uitlaatventielen zijn in de rust-toestand stroomloos gesloten:
Drukfase
|
Magneetventiel / toestand
|
Druk handhaven
|
Inlaatventiel / gesloten (onder stroom)
|
|
Uitlaatventiel / gesloten (stroomloos)
|
Druk verlagen
|
Inlaatventiel / gesloten (onder stroom)
|
|
Uitlaatventiel / geopend (onder stroom)
|
Druk opbouwen
|
Inlaatventiel / geopend (stroomloos)
|
|
Uitlaatventiel / gesloten (stroomloos)
|
ASC-regeling
ASC voorkomt een te hoog koppel op de aangedreven wielen door beÏnvloeding van de gasklephoek in het motormanagement alsmede door het afremmen van de aangedreven wielen.
Dit wordt door de volgende ingrepen bereikt:
- Reducering van de voorgasklepstand:
De verstelling van de gasklep stelt de eerste fase van de motorbeÏnvloeding in. Hierbij stuurt de ABS/ASC-regeleenheid een elektromotorisch aangedreven gasklepaanslag aan, die via de bowdenkabel de gasklep in de richting van een kleinere gasklephoek verstelt. De aansturing van de gasklepstelmotor wordt verzorgd door het pulsen van de plus- en minkabel.
De actuele stand van de gasklep wordt door de gaskleppotentiometer geregistreerd en teruggemeld aan ABS/ASC-regeleenheid.
- Contacthoekverstelling in de richting "Laat"
De ontstekingshoekverstelling is een aanvulling op de in verhouding langzame reducering van de gasklephoek. De regeling van de ontsteking wordt verzorgd door de digitale motorelektronica. Het verstellen van de ontstekingshoek zorgt voor een snelle, maar soepelere reducering van het motorkoppel dan het uitschakelen van de ontstekings- en inspuitimpulsen.
- Uitschakelen van ontstekings- en inspuitimpulsen
Het uitschakelen van de ontsteking dient voor het snel reduceren van het doorslijppunt De vertragingstijd tot aan het uitschakelen en zodoende het reduceren van het motormoment is zeer klein. De gelijktijdig geactiveerde uitschakeling van de inspuiting voorkomt dat bij een langere onderbreking van de ontsteking onverbrand mengsel in het uitlaatsysteem terechtkomt. Het uitschakelen van de ontstekings- en inspuitimpulsen wordt eveneens verzorgd door de digitale motorelektronica.
- Afremmen van de aangedreven wielen:
Het inschakelen van de remmen van de aangedreven wielen vindt op dezelfde wijze plaats als de ABS-regeling via de drie aanstuurfasen druk opbouwen, druk handhaven en druk verlagen. De druk voor de rembeÏnvloeding tijdens een ASC-regeling wordt via de aanzuigklep en het zelfaanzuigend pompelement direkt in de betreffende wielrem ingeleid. De omschakelklep verhindert tijdens de regelcycla het terugstromen van de remvloeistof in het reservoir.
Bovendien wordt de aansturing van de automatische transmissie beÏnvloed.