Toerentalsignalen

 

Ingangssignalen

De toerentalsignalen worden afgegeven door vier "actieve" toerentalsensoren.

De actieve toerentalsensoren werken volgens het Hallprincipe, waar door magnetische wijzigingen van de veldsterkte wisselspanningen worden opgewekt waarvan de frequentie een maat voor het wieltoerental is. In tegenstelling tot de passieve toerentalsensoren is bij de actieve toerentalsensoren het eigenlijke sensorelement, en de elektronica voor het geschikt maken van het signaal, in de toerentalsensor geÏntegreerd.

Voordelen van de actieve sensoren:

De toerentalsignalen zijn bloksignalen met een constante amplitude (Low-sterkte = 0,75 V, High-sterkte = 2,5 V), voor het snelheidsgebied van 0 ... 250 km/h ontstaan er afhankelijk van de bandenmaat frequenties in de buurt van 0 ... ca. 1700 Hz.

De voedingsspanning voor de actieve sensoren (7,6 ... 8,4 V gelijkspanning) wordt verzorgt door de ABS/DSC-regeleenheid.

Uitgangs-signalen

De wieltoerentallen worden ook door andere regeleenheden, zoals bijv. de geÏntegreerde Combi Elektronica (IKE) of de Elektronische Demper Control (EDC), gebruikt. Hiervoor worden de toerentalsignalen in de ABS/DSC-regeleenheid dienovereenkomstig geschikt gemaakt.

De toerentaluitgangssignalen zijn bloksignalen met een costante amplitude (Low-sterkte < 1 V, High-sterkte > 11 V), de frequentie is afhankelijk van de wieltoerentallen en ligt tussen de 0...1700 Hz (0...250 km/h).