De ontvanger van het satellietnavigatiesysteem GPS geeft de navigatiecomputer de actuele positie van de auto door in lengte- en breedtegraden.
In de CD-speler van de navigatiecomputer zit een CD met kaartgegevens. Met deze kaartgegevens verbindt het navigatiesysteem de door de GPS berekende positie van de auto.
De bestuurder kan een bestemming invoeren. Hiertoe berekent de navigatiecomputer aan de hand van de actuele standplaats een route, met gebruikmaking van selecteerbare criteria (snelwegen, kortste verbinding, etc.).
Tijdens het rijden geeft de navigatiecomputer zowel door middel van pijlen en afstandsweergaven op de navigatieradio als door gesproken boodschappen aanwijzingen voor het rijden.
De navigatiecomputer leidt uit de signalen van een ABS-wieltoerentalsensor de afgelegde afstand af.
Van een traagheidssensor, ”GYRO” genaamd, ontvangt de navigatiecomputer informatie over de draaibewegingen van de auto (bij afslaan enz.). De gyro is in het huis van de navigatiecomputer gemonteerd.
De magneetveldsonde die van navigatiesysteem 1 bekend was, vervalt en wordt vervangen door de gyro.
Als de bestuurder de aanwijzingen voor afslaan niet opvolgt, wordt automatisch een alternatieve route berekend.
In de navigatiecomputer is een CD-speler geïntegreerd. De navigatie-CD moet in deze CD-speler worden geplaatst.
In de navigatiecomputer bevindt zich een ventilateur; als het koelend vermogen hiervan onvoldoende is, wordt de navigatiecomputer in verband met een te hoge temperatuur uitgeschakeld.
De gyro is een traagheidssensor. Hij detecteert de kracht de bij een verandering van richting optreedt en geeft deze in de vorm van een variabel spanningssignaal door aan de navigatiecomputer. De gyro bevindt zich in het huis van de navigatiecomputer.
Het Global Positioning System is een systeem dat oorspronkelijk is ontwikkeld voor militair gebruik. Bij dit systeem bevinden zich circa 20 satellieten in een baan rond de aarde en geven signalen door. Deze signalen worden geëvalueerd door een speciaal hiervoor ontwikkelde computer en naar een positie omgerekend. De nauwkeurigheid van het systeem varieert, maar bedraagt toch ten minste 20 m.
Het GPS-systeem functioneert alleen goed als de ontvangst niet wordt belemmerd.
Het GPS bij het BMW navigatiesysteem bestaat uit een antenne en een ontvanger. Deze evalueert de satellietgegevens de via de antenne binnenkomen en geeft de daaruit afgeleide positie door aan de navigatiecomputer.
De navigatiecomputer evalueert de signalen van één van een ABS-toerentalsensor, (E46 en E52 wiel linksachter), en berekent hieruit de afgelegde afstand.
Op de navigatie-CD staan alle gegevens die de navigatiecomputer voor de routeplanning nodig heeft. Het is aan te bevelen de meest actuele versie te gebruiken. Hierop staan namelijk alle verandering in het wegennet.
Het navigatiesysteem kan alleen worden geselecteerd als zich een navigatie-CD in de drive bevindt.
De toonsignalen worden via 2 NF-kabels rechtstreeks aan de radio doorgegeven.
De displaygegevens bereiken via de NAV - bus het LC-display.
De menu's op het LC-display, worden door de navigatiecomputer gegenereerd.
Als BMW een nieuwe versie van de besturingssoftware levert, moet deze als volgt worden geïnstalleerd (zie ook de aanwijzingen op de cd):
Belangrijk!
Tijdens het laden geen klemmen verwisselen! Let erop dat de boordnetspanning hoog genoeg is.
De navigatiecomputer wordt als volgt ingebouwd:
Tijdens de wachttijd mag de auto niet worden verplaatst en niet schudden!
Reden:
Telkens wanneer de navigatiecomputer opstart, kalibreert hij zijn gyro (traagheidssensor) opnieuw. Deze reageert op bewegingen. De eerste kalibratie vindt plaats terwijl de computer nog in de houder wordt geschoven. Deze levert dus verkeerde waarden op.
Daarom moet de navigatiecomputer - nog voordat de auto begint te rijden - ertoe worden gebracht zijn gyro opnieuw te kalibreren. Dit geschiedt door het hierboven beschreven resetten van de K-bus.
Voor de codering van de navigatiecomputer moet eerst de bedrijfssoftware worden geladen
Bij auto's met BMW Assist is eventueel een initialisatie nodig.
Na vervanging van de navigatiecomputer is een proefrit van circa 15 minuten nodig. Hierbij moet de GPS-ontvangst onbelemmerd zijn.
Bij de navigatiecomputer MK2 is de GPS-ontvanger in een aparte behuizing gemonteerd.
Bij de navigatiecomputer MK3 en MK4 is de GPS-ontvanger in de navigatiecomputer geïntegreerd.
Componenten
In de E52 wordt de MIR zonder cassettespeler gemonteerd.
In de E46 wordt de MIR met cassettespeler gemonteerd.
Componenten
De MIR bestaat uit een radiogedeelte en een bedieningspaneel, die in één apparaat geïntegreerd zijn. Voor de diagnose zijn twee diagnoseadressen aanwezig, de radio en het bedieningspaneel kunnen dus afzonderlijk gediagnostiseerd worden.