Stuurhoeksensor

 

Algemeen

Het DSC-systeem benodigt voor zijn functie de totale stuurhoek. De meting van de totale stuurhoek wordt uitgevoerd via de stuurhoeksensor. Omdat de software in verband met de rekencapaciteit niet in de DSC-regeleenheid kon worden ondergebracht, werd een eigen regeleenheid met een eigen storingsgeheugen ontwikkeld.

Montage in de auto

De stuurhoeksensor bevindt zich aan de stuurspindel.

Werking

De stuurhoeksensor is voorzien van twee potentiometers die 90° versprongen ten opzichte van elkaar zijn aangebracht. De door deze potentiometers vastgestelde stuurhoeken hebben betrekking op één volledige stuurwielomwenteling; dat betekent dat de waarden na telkens +/- 180° worden herhaald. De stuurhoeksensor herkent dit en telt de stuurwielomwentelingen. De totale hoek wordt uit de huidige gemeten stuurhoek en het aantal stuurwielomwentelingen berekend. Om te allen tijde de totale stuurhoek ter beschikking te hebben, moeten alle stuurbewegingen, ook bij stilstaand voertuig, onafgebroken worden gemeten. Om dit te bereiken wordt de stuurwielsensor via klem 30 voortdurend van stroom voorzien. Zo worden ook de stuurbewegingen bij ”uitgeschakelde ontsteking” vastgelegd. De door de potentiometers vastgestelde stuurhoek is ook na een spanningsonderbreking beschikbaar, maar niet het aantal stuurwielomwentelingen. Om ervoor te zorgen dat ook na een spanningsonderbreking de stuurhoeksensor zijn functie kan blijven uitvoeren, is software geïntegreerd die op basis van de wieltoerentallen (bij sommige modellen naast de wieltoerentallen ook door een verstelling van het stuurwiel van aanslag tot aanslag) het aantal stuurwielomwentelingen berekent. Deze procedure wordt initialiseren of opzetten genoemd. Wanneer het opzetten na het begin van de rit tot een snelheid van ca. 20 km/h niet lukt, dan wordt de DSC passief geschakeld, gaat het DSC-waarschuwingslampje branden en wordt in de DSC-regeleenheid een storing opgeslagen. De opzetprocedure wordt bij ontbreken van het aantal stuurwielomwentelingen na elke ”ontsteking aan” herhaald. Een uitzondering hierop vormen de voertuigen met aandrijving op alle wielen: hierbij wordt direct na een stroomonderbreking van de stuurhoeksensor het DSC-systeem passief geschakeld en een storing opgeslagen in de DSC-regeleenheid. De opzetprocedure wordt in tegenstelling tot bij voertuigen met standaardaandrijving niet bij het bereiken van een grenssnelheid afgebroken, maar voortgezet tot de DSC de correcte stuurhoek ontvangt. Vanaf dat moment gaat het DSC-waarschuwingslampje uit en is de DSC bedrijfsklaar. In beide gevallen wordt in de stuurhoeksensor geen storing opgeslagen. In de DSC-regeleenheid wordt om de correcte werking verder te garanderen een berekening van de stuurhoek op basis van de wieltoerentallen uitgevoerd, die met de door de stuurhoeksensor gemeten waarde wordt vergeleken. Deze aannemelijkheidscontrole voorkomt dat de auto wordt bediend op basis van incorrecte waarden. Een incorrecte nulafstelling kan het resultaat zijn van een niet correct uitgevoerde afstelling of door een verandering van de stuurgeometrie op basis van een beschadiging of een reparatie. Een extra veiligheidselement is de juiste toewijzing van de sensor aan het betreffende voertuig. Bij een afstelling wordt het chassisnummer in de EEPROM opgeslagen en vervolgens bij elke ”ontsteking aan” met het door het instrumentenpaneel ontvangen chassisnummer vergeleken.

Vervangen van de stuurhoeksensor

Na het vervangen van de stuurhoeksensor moet deze eerst worden gecodeerd en vervolgens met het ABS/DSC-diagnoseprogramma worden gecompenseerd.

Coderen

De stuurhoeksensor heeft voor zijn interne berekeningen modelspecifieke gegevens nodig, die door het coderen worden vastgelegd.

Afstelling

Bij het afstellen wordt de huidige stuurwielpositie als rechtuitstand permanent in de EEPROM van de stuurhoeksensor opgeslagen. Daarom moeten bij het compenseren de voorwielen en het stuurwiel in de exacte rechtuitstand worden geplaatst. Bovendien wordt het chassisnummer uit het instrumentenpaneel permanent in de EEPROM van de stuurhoeksensor opgeslagen. Na een succesvol uitgevoerde compensatie wordt automatisch het storingsgeheugen van de stuurhoeksensor gewist.

Na de volgende werkzaamheden moet een afstelling worden uitgevoerd:

Spanningsvoorziening

De spanningsvoorziening voor de stuurhoeksensor vindt als continuvoeding plaats via klem 30, die ook met een eigen zekering is uitgerust. Bovendien wordt de stuurhoeksensor van spanning voorzien via klem 87 resp. (afhankelijk van het model) klem 15. Deze spanningsvoorziening loopt via een andere zekering.

Frequentieteller: