De sensor langsversnelling is nodig voor het herkennen van een stijging en een remvertraging.
Een extra functie is de herkenning van het wegrijden op een helling. Als bij het wegrijden op een helling een geprogrammeerd stijgingspercentage in de regeleenheid wordt overschreden, is het wegrijden in de tweede versnelling niet mogelijk.
De sensor langsversnelling B49 is onder de passagiersstoel aangebracht. De sensor langsversnelling is een Piëzo-vertragingssensor. De sensor wordt door de regeleenheid van +5V en massa voorzien.
Via de feedback-verbinding krijgt de SMG-regeleenheid een spanning van 1,8V. Bij een langsversnelling verandert de weerstand van de sensor en daarmee de spanning in de feed-back verbinding. Bij een toenemende langsversnelling neemt ook de spanning toe.
De sensor dwarsversnelling is in de SMG-regeleenheid nodig voor de functie rijden in bochten in het A-programma. Deze functie voorkomt schakelingen, die een instabiel rijgedrag tot gevolg zouden kunnen hebben. De regeleenheid voor het verzenden via de CAN-dataverbinding is de DSC-regeleenheid (dynamische stabiliteitscontrole).
Primair wordt de sensor dwarsversnelling als ingaand signaal voor de DSC als meetgrootheid voor de richt-gierwaarde gebruikt. Met de richt-gierwaarde blijft de wegligging in een bocht nog stabiel bij het bereiken van de grenssnelheid; dit is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden.
De sensor dwarsversnelling bevindt zich in de linker A-stijl. De sensor dwarsversnelling is een Piëzo-vertragingssensor. De sensor wordt door de regeleenheid van +5V en massa voorzien.
Via de feedback-verbinding krijgt de SMG-regeleenheid een spanning van 1,8V. Bij een dwarsversnelling verandert de weerstand van de sensor en daarmee de spanning in de feed-back verbinding Bij een toenemende versnelling in dwarsrichting neemt ook de spanning toe.