Waarschuwing te laag olieniveau

 

Olieniveau/olietemperatuur

Voor de controle van het motorolieniveau is het motoroliesymbool voor de melding ”Oliedruk te laag” rood en voor de melding ”Olieniveau te laag” geel verlicht. De melding ”Oliedruk te laag” heeft altijd voorrang. Als een te laag olieniveau wordt herkend en de oliedruk voldoende hoog is, gaat het motoroliesymbool geel branden. De eenmaal herkende status ”Olielekkage” wordt zolang in het geheugen opgeslagen en ook tijdens de rit weergegeven, tot het contact wordt afgezet (contactsleutel in stand 0). Wordt ”Olieminimum bereikt” herkend, dan wordt dit pas na het einde van de rit gedurende 30 seconden weergegeven. Het uitvallen van de olieniveausensor wordt na ca. 25 - 30 seconden gesignaleerd, als de contactsleutel in stand 2 (klem 15) wordt gedraaid en er oliedruk aanwezig is (motor draait). Als het uitvallen van de sensor tijdens de rit optreedt, wordt dit niet via de olieniveau-waarschuwing weergegeven. Deze waarschuwing voor het olieniveau is nodig in verband met de verlengde olieverversingstermijnen. Bovendien levert de olieniveausensor een signaal voor de olietemperatuur.

Sensor-functie

De olieniveausensor stuurt een rechthoekig signaal met een variabele pulsbreedte en frequentie naar de regeleenheid. De frequentie ligt tussen ca. 1Hz en 10Hz. Het meetprincipe van de thermische olieniveausensor is gebaseerd op een wijziging van de opwarm- en afkoeltijd van een sensorelement, dat zich in de motorolie bevindt. De high-tijd (Puls AAN tijd) en de low-tijd (Puls UIT tijd) komen overeen met de opwarm- resp. de afkoeltijden (de olie koelt de sensor af) van het verwarmingselement van de sensor. De high-tijd is afhankelijk van de motorolietemperatuur, de low-tijd is afhankelijk van het motorolieniveau.

De spanningen en tijden in het sensorelement worden ook door de actuele olietemperatuur en de rijstijl beïnvloed. Aan de hand van de low-tijden wordt via een referentieveld het oliepeil bepaald. Het vulniveau is hoog bij een low-tijd van ca. 150 ms en laag bij een afkoelperiode van ca. 550 ms. De opwarmtijd is afhankelijk van de motorolietemperatuur en ligt in een tijdsspanne van 1 ms tot 100 ms. Voor de bepaling van het oliepeil moeten de opwarm- en afkoeltijden worden geëvalueerd. Door deze evaluatie worden, na een warmdraaifase, twee modi gedetecteerd, ”Minimum oliepeil bereikt” en ”Olieverlies gedetecteerd”.