Het meervoudig veiligheidssysteem MRS 3/MRS4 bestaat uit een regeleenheid, twee sensoren voor de herkenning een aanrijding van opzij, een sensor voor de herkenning van de stoelbezetting van de passagiersstoel en gasgeneratoren voor de ontsteking van de airbag.
Het meervoudig veiligheidssysteem MRS4 is een verdere ontwikkeling van het MRS3 systeem.
Alle gasgeneratoren en sensoren zijn met de MRS regeleenheid verbonden. De regeleenheid registreert de gegevens van de sensoren en verwerkt deze. Bij een frontale aanrijding of bij een aanrijding van opzij bepaalt de logicaschakeling van de regeleenheid of het nodig is de airbag op te blazen en welke airbags zo nodig moeten worden geactiveerd.
Voor het registreren van een aanrijding zijn in de regeleenheid vertragingssensoren aangebracht, die de aanrijdingssituatie aan de hand van de vertragingswaarden beoordelen. Bij een aanrijding van opzij wordt ook rekening gehouden met de signalen van de zijsensoren (satellieten).
De MRS regeleenheid controleert naast diverse ingaande en uitgaande signalen ook inwendige componenten. Mogelijke storingen worden in een niet-vluchtig geheugen bewaard en via de waarschuwingslamp (AWL) aan de bestuurder gemeld.
Het meervoudig veiligheidssysteem bestaat op dit moment bij een volledige omvang uit 15 ontstekingscircuits:
De waarschuwingslamp attendeert de bestuurder op een storing in het MRS-systeem.
Na het aanzetten van het contact start de MSR-regeleenheid een zelftest. Gedurende deze tijd (ca. 3 - 5 seconden) brandt de waarschuwingslamp (AWL) en gaat uit als er geen storing wordt geconstateerd.
Als de MRS-waarschuwingslamp tijdens de zelftest of tijdens het rijden een storing registreert of als een storing in het geheugen is opgeslagen blijft de AWL-lamp branden.
Bij auto's voor de VS wordt een gordelslotcontrole uitgevoerd.
Via een schakelaar in het gordelslot ontvangt de MSR-regeleenheid informatie of de veiligheidsgordel is omgegespt.
M.b.v. de gordelslotcontrole kan de regeleenheid beslissen of de gordelspanner bij een aanrijding moet worden ontstoken en of de airbag in stand 1 (gordel niet gedragen) of stand 2 (gordel gedragen) moet worden ingeschakeld.
De satellieten zijn sensoren die aan de zijkant van de auto op de traverses onder de bestuurders- en passagiersstoel zijn aangebracht. Ze zijn via een gegevensdraad met de MRS-regeleenheid verbonden.
Bij een aanrijding van opzij kunnen zo de betreffende airbags aan de kant van de aanrijding worden geactiveerd.
Het opblazen van de zij- en hoofdairbags vindt echter alleen plaats als zowel de sensor als de MRS-regeleenheid een vertraging constateren
Onder de zitting van de passagiersstoel bevindt zich een mat, waarvan de weerstand onder invloed van gewicht verandert. Deze wijziging evalueert de stoelbezettingselektronica en bepaalt aan de hand hiervan de status ”stoel bezet”, resp. ”stoel niet bezet”. Het resultaat wordt doorgegeven aan de MRS-regeleenheid.
Overeenkomstig deze informatie kan - in het geval van een frontale aanrijding - de regeleenheid de ontstekingskring voor de passagiersairbag en de gordelspanner voor de passagiersairbag activeren als de passagiersstoel bezet is.
De MRS regeleenheid is bij alle modellenseries met een K-bus op de K-bus aangesloten. Bij modellenseries zonder K-bus (Z3 en Z3 Coupé) is er een uitvoering met een aansluiting op de diagnosebus (TxD-verbinding).
Via de bus worden de diagnose en codering uitgevoerd.
De MRS heeft tot taak om met behulp van de sensoren de aard van de aanrijding vast te stellen. Binnen een fractie van een seconde wordt dan de informatie geëvalueerd, aan de betreffende gasgeneratoren doorgegeven en tenslotte de airbags ontstoken.
Aan de hand van de geregistreerde vertragingswaarden wordt de zwaarte van een aanrijding bepaald en afhankelijk hiervan één of meerdere ontstekingscircuits geactiveerd.
Opmerking: Zelfs bij extreme rijsituaties mag geen ongewenste activering van de airbags plaatsvinden.
De frontairbags (bestuurders- en passagiersairbag) ondersteunen de werking van de veiligheidsgordel en voorkomen dat het hoofd tegen het stuurwiel, resp. dashboard slaat bij een frontale aanrijding.
Als de regeleenheid detecteert dat de passagiersstoel niet bezet is, worden de passagiersairbag en de gordelspanner aan passagierszijde niet ingeschakeld.
Voor de bestuurder en voorpassagier worden 2-traps airbags gebruikt.
Afhankelijk van de zwaarte van de aanrijding wordt alleen fase 1 van de frontairbag geactiveerd of zowel fase 1 als fase 2. Tussen het activeren van de beide airbagfases ligt een variabele vertragingstijd, die eveneens aan de hand van de vertragingswaarden wordt berekend.
Bij de landenversie VS wordt bovendien gecontroleerd of de inzittenden de veiligheidsgordels dragen. Als de inzittenden geen veiligheidsgordels dragen, wordt de drempel voor de activeringsfasen verlaagd, zodat fase 1 en 1/2 van de airbags eerder worden geactiveerd.
De zij- en hoofdairbags beschermen de inzittenden bij een aanrijding van opzij. De zij-airbag dient vooral voor de ondersteuning van het lichaam aan de zijkant ter hoogte van de borst. ITS voor (ITS = Inflatable Tubular Structure) en hoofdairbags achter voorkomen verwondingen aan hoofd en hals.
Bij alle zij-airbags, ITS en hoofdairbags wordt de linker- en rechterzijde van de auto apart behandeld.
In geval van een aanrijding van opzij worden alle zij-airbags, ITS en hoofdairbags aan de kant van de aanrijding gelijktijdig aangestuurd.
Voor de activering van de airbags aan passagierszijde bij een aanrijding van opzij geldt:
De gordelspanner zorgt ervoor dat bij een aanrijding de veiligheidsgordel duidelijk strakker aanligt en de inzittende goed in de stoel blijft zitten. In een fractie van een seconde wordt het gordelslot m.b.v. gasdruk teruggetrokken, de schouder- en heupgordel worden daardoor gelijktijdig strakgetrokken. Hierdoor wordt het onder de heupgordel door glijden praktisch voorkomen.
De gordelspanner wordt zowel bij een frontale, als ook bij een aanrijding van achteren ingeschakeld als de inschakeldrempel voor de inschakeling van de gordelspanner wordt overschreden.
Om het risico van brandgevaar bij een frontale aanrijding te beperken wordt samen met de airbag eveneens het ontstekingscircuit voor de accuscheiding aangestuurd.
Hierbij maakt een zelfstandige gasgenerator (veiligheidsaccuklem) de hoogspanningskabel (klem 30) van de accu naar de startmotor/dynamo los.
E46 4-cilindermodellen met links stuur
Omdat geen vergroot risico op brandgevaar kan worden vastgesteld als de accu zich in de motorruimte bevindt, vervalt de veiligheidsaccuklem vanaf maart 2002 (03/2002) bij alle E46 modellen met het stuur links met 4-cilindermotoren.
VOORZICHTIG!
Alle werkzaamheden aan de airbag mogen alleen met losgemaakte accukabels worden uitgevoerd!
Regeleenheid, sensoren en gasgeneratoren alleen bij losgemaakte accukabels aansluiten of losmaken!
De MRS regeleenheid bevat gegevens die specifiek zijn voor elke auto en moet worden gecodeerd voordat hij in gebruik wordt genomen!
Het uitbouwen en inbouwen in andere auto's is niet toegestaan!