De interieurbeveiliging is een bewegingsmelder op basis van microgolven, die de bewegingen in het interieur van de wagen herkent en aan de basismoduul van de ZKE meldt.
Bij de E46 Cabrio zijn twee regeleenheden interieurbeveiliging 1 en 2 (voor en achter) ingebouwd, bij de E52 Z8 een regeleenheid radiografische interieurbeveiliging en bij de E85 Z4 een interieurbeveiliging. De voorste regeleenheid is aangebracht onder de middenconsole achter de versnellingshendel/keuzehendel. De achterste regeleenheid is onder de achterbank gemonteerd.
In de regeleenheid interieurbeveiliging en radiografische interieurbeveiliging is een zendantenne geïntegreerd, die een elektromagnetisch veld in de auto produceert. De reflecties worden door de ontvangstantenne in de regeleenheid geregistreerd en ter analyse aan de geïntegreerde elektronica doorgegeven.
Bewegingen in de auto veranderen de reflecties en laten de basismoduul van de ZKE het alarm activeren.
Uit verzekeringstechnische gronden (landafhankelijk) moeten altijd alle ruiten gesloten zijn, ook wanneer de kap geopend is. Dit vermindert ook het gevaar van een vals alarm, bijv. door personen die tegen de auto leunen.
Grote metalen voorwerpen (bijv. metalen koffers) schermen de elektromagnetische golven af. Dit leidt ertoe, dat in bepaalde bereiken, door schaduwwerking, de alarminstallatie 'blind' is.
Bij geopende kap kan het alarm afgaan door de volgende omstandigheden:
Wanneer het alarm geactiveerd is geweest, wordt dit in het alarmgeheugen van de basismoduul opgeslagen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt, of de regeleenheid voor (weergave: interieurbeveiliging 1) of de regeleenheid achter (weergave: interieurbeveiliging 2) het alarm heeft geactiveerd.
De interieurbeveiliging wordt door de basismoduul van de ZKE via de draad STDWA met het activeren van de diefstalbeveiligingsinstallatie (DWA) geactiveerd en met deactiveren buiten werking gesteld (dezelfde draad activeert en deactiveert ook de hellingshoeksensor en de sirene).
Na het inschakelen van de diefstalbeveiligingsinstallatie begint na 30 seconden de controle van het interieur. De controle van het interieur vindt niet plaats bij een geopend portier of kofferdeksel/achterklep. De controle van het interieur wordt onderbroken als het kofferdeksel/de achterklep wordt geopend of bij het comfortsluiten van de ruiten.
Als de regeleenheid interieurbeveiliging een activering van het alarm registreert, dan wordt dit via de draad INRS of INRS2 (regeleenheid interieurbeveiliging 2) aan de basismoduul doorgegeven.
Om een vals alarm bij ongunstige omstandigheden te voorkomen kan de controle van het interieur bij een geactiveerde diefstalbeveiligingsinstallatie als volgt worden uitgeschakeld:
Na het activeren van de diefstalbeveiligingsinstallatie voert de regeleenheid interieurbeveiliging een zelftest uit. Als hierbij een storing optreedt, wordt dit via de kabel INRS (regeleenheid interieurbeveiliging 1) of INRS2 (regeleenheid interieurbeveiliging 2) aan de basismoduul van de ZKE doorgegeven. In de basismoduul wordt voor de foutieve interieurbeveiliging een storingsinvoer (weergave: interieurbeveiliging 1/interieurbeveiliging 2) opgeslagen.
Om vals alarm uit te sluiten wordt een defecte moduul niet geactiveerd.