Gaskleppotentiometer

 

De gaskleppotentiometers bepalen de actuele stand van de gasklep en zenden deze als spanningssignaal naar de DME-regeleenheid.

Bij de S62-motor worden twee gaskleppotentiometers toegepast. Per cilinderrij is een potentiometer op de gasklepas aangebracht. De spanningssignalen variëren afhankelijk van de gasklepstand voor potentiometer 1 (cilinderrij 1, cilinders 1 tot 4) tussen 0,5 V en 4,5 V en tegenovergesteld voor potentiometer 2 (cilinderrij 2, cilinders 5 tot 8) tussen 4,5 V en 0,5 V.

De door de potentiometer afgegeven spanning moet bij het volledig intrappen van het gaspedaal van stationair toerental tot volgas voor potentiometer 1 continu stijgen en voor potentiometer 2 continu dalen. Wanneer het gaspedaal niet bediend wordt, moet de stand ”stationair toerental” weergegeven worden.

Na monteren van een nieuw resp. repareren van de gaskleppotentiometer moet de adaptatie van de gaskleppotentiometer worden gewist.

Komt tijdens het gebruik een storing voor, dan wordt de bijbehorende storingscode in het storingsgeheugen van de DME-regeleenheid opgeslagen.

Het diagnoseprogramma biedt bij het zoeken van storingen en bij functietests de mogelijkheid, met de DIS-Tester / MoDiC en systeemtest (gaskleptest) uit te voeren en de reactie van de gasklep en de potentiometer op gedefinieerde gegevens vast te stellen.