De motoren S62 en S54 zijn uitgerust met enkelvoudige gaskleppen. Bij de S62 zijn deze per cilinderrij op een gemeenschappelijke as bevestigd. De twee gasklepassen zijn mechanisch verbonden. De S54 beschikt over slechts één gasklep. Via een elektrische stelmotor worden de enkelvoudige gaskleppen mechanisch losgekoppeld van de gaspedaalstand aangestuurd.
De EDK heeft de volgende taken:
- omzetten van het gevraagde vermogen van de bestuurder
- automatische snelheidsregeling
- ingrepen tegen doorslippen
- noodloop
- inschakelen extra belasting (bijvoorbeeld stoelverwarming, airconditioning, licht)
- begrenzing van de maximale snelheid
De elektrische gasklep wordt versteld met een gelijkstroommotor via een overbrenging. De positie van de gaskleppen wordt herkend door twee potentiometers, die zich op de gasklepas van elke cilinderrij bevinden (zie ook gaskleppotentiometer).
De spanningssignalen van de potentiometers verhouden zich tegengesteld tot elkaar en bevinden zich in de volgende bereiken:
|
stationaire stand |
vollaststand |
|---|---|---|
potentiometer 1 |
0,5 V |
4,5 V |
potentiometer 2 |
4,5 V |
0,5 V |
De stelmotor van de gasklep wordt aangestuurd door de DME-regeleenheid met een signaal met gemoduleerde pulsbreedte met een basisfrequentie van 2000 Hz.
De EDK wordt op de volgende manieren bewaakt:
Indien tijdens het gebruik een storing optreedt, wordt een bijbehorende storing opgeslagen in het storingsgeheugen van de DME-regeleenheid. Afhankelijk van de ernst van de storing wordt op de noodloopfunctie overgegaan:
Wanneer op een auto een nieuwe EDK wordt gemonteerd, moeten de eindtrappen van de gasklep opnieuw worden geadapteerd. De procedure hiervoor vindt u in de reparatiehandleiding. Na voltooiing van de mechanische instellingen moet de stationairsynchronischatie worden uitgevoerd. Selecteer daartoe in het diagnoseprogramma onder ”3 servicefuncties” het punt ”5 stationairsynchronisatie”.