De koppelingsschakelaar en de schakelaar versnellingsherkenning waarborgen de bewaking van de krachtsluiting onder het rijden. Ze worden bovendien gebruikt voor de tempomaat-functie.
De koppelingsschakelaar bevindt zich aan het koppelingspedaal en is uitgevoerd als Hall-sensor. Hij wordt gebruikt ter herkenning van het bedienen van de koppeling. Bij geopende koppeling worden motorfuncties geactiveerd (bijvoorbeeld stationair draaien) resp. gedeactiveerd (bijvoorbeeld afsluiten van de brandstoftoevoer bij loslaten van het gaspedaal). Bovendien wordt eventueel de tempomaat-functie onderbroken.
De schakelaar versnellingsherkenning bevindt zich op de versnellingshendel. Via deze schakelaar wordt herkend, of een versnelling is ingeschakeld. Vergelijkbaar als bij de koppelingsschakelaar worden via de schakelaar versnellingsherkenning motorfuncties geactiveerd resp. gedeactiveerd. Bovendien wordt eventueel de tempomaat-functie beïnvloed.
Via de beoordeling in de digitale motorelektronica (DME) van de signalen van de koppelingsschakelaar en de schakelaar versnellingsherkenning wordt de krachtoverdracht van de motor via de koppeling naar de wielen gediagnosticeerd. De twee schakelaars zijn achter elkaar geschakeld. Op basis van deze signalen en andere bedrijfswaarden van de motor worden functies in verband met de rij-dynamica in de DME geregeld.
In het geval van een storing in een van beide schakelaars wordt in het storingsgeheugen van de DME de volgende storing opgeslagen:
Deze storing wordt opgeslagen, indien aan ten minste één van de volgende voorwaarden is voldaan:
Voor het opsporen van de storing moet in het diagnoseprogramma de volgende testmodule worden gebruikt:
Indien storingen in de krachtsluiting worden vastgesteld, worden uit veiligheidsoverwegingen de functies in verband met de rij-dynamica uitgeschakeld. Bovendien kan de tempomaat niet meer worden gebruikt.