Het instrumentenpaneel is samengesteld uit het elektronica instrumentenpaneel (IKE) en een afleeseenheid (AE). De IKE is op de metereenheid aangesloten.
Vanaf 5/97 wordt in fasen een instrumentenpaneel ingebouwd waarbij de aangesloten elektronica (IKE) in het display (AE) is geïntegreerd. Bij reparaties kan deze instrumentenpaneel eerdere uitvoeringen vervangen.
In de IKE zijn bussen geïntegreerd. Via deze bussen wordt de informatieverbinding (dataverbinding/serieel) tot stand gebracht met de aangesloten regeleenheden.
Het zijn de
In een niet-vluchtig geheugen (de gegevens blijven bij een losgetrokken voeding behouden) zijn codeergegevens opgeslagen die de functieomvang van het elektronica instrumentenpaneel (IKE) bepalen.
Tot de omvang respectievelijke takenpakket behoort bijvoorbeeld het model van de auto en de taalvariant van het land.
Alle meterinstrumenten bevinden zich in de metereenheid. Deze bevat meterinstrumenten, controlelampen en een LCD-moduul. De metereenheid van het instrumentenpaneel is, afhankelijk van het model van de auto, verschillend in de uitrusting van de meterinstrumenten.
Onderstaande vier gevallen geven het proces weer onder welke omstandigheden welke maatregelen moeten worden uitgevoerd om een probleemloos verwisselen van het elektronica instrumentenpaneel (IKE) te waarborgen.
De genoemde gevallen gelden ook voor de geïntegreerde versie van het instrumentenpaneel de vanaf 5/97 wordt geïntroduceerd. Hier kan alleen het instrumentenpaneel worden vervangen.
Maatregel |
Resultaat |
Opmerking |
---|---|---|
IKE vervangen (vernieuwen) |
Bij ingeschakelde ontsteking wordt het indicatiepunt gezet |
Daar het chassisnummer in de licht-check-moduul niet hetzelfde is als het chassisnummer in het instrumentenpaneel, wordt het indicatiepunt gezet. |
IKE opnieuw coderen |
|
IKE volgens de centrale codeersleutel coderen |
Chassisnummer in de IKE coderen |
|
Zolang het chassisnummer niet in de IKE is gecodeerd, vindt zowel in de IKE als in de LCM een telling van de totale afgelegde afstand niet plaats (alleen dagkilometrage). Bij een instrumentenpaneel met CAN-bus (geïntegreerde versie instrumentenpaneel in fasen vanaf 5/97) EN dynamische stabiliteitscontrole (DSC vanaf 9/97) dient erop te worden gelet dat het DSC niet functioneert als het chassisnummer niet overeenkomt. Na afloop van de werkzaamheden moet het storingsgeheugen in de DSC-regeleenheid worden gewist. |
Schakel de ontsteking uit en weer in |
De indicatie dooft, de IKE neemt van de LCM de totale afstand (kilometerstand) en de SIA-gegevens over. |
De informatie-uitwisseling tussen IKE-regeleenheid en LCM-regeleenheid voor de gemeenschappelijke gegevensopslag (SIA-gegevens, totaal afgelegde afstand, chassisnummer enz.) is nu weer in orde. |
Maatregel |
Resultaat |
Opmerking |
---|---|---|
LCM vervangen (nieuw onderdeel) |
Bij ingeschakelde ontsteking wordt het indicatiepunt gezet |
Daar het chassisnummer in de licht-check-moduul niet hetzelfde is als het chassisnummer in het instrumentenpaneel, wordt het indicatiepunt gezet. |
LCM opnieuw coderen |
|
LCM volgens de centrale codeersleutel coderen |
Chassisnummer in de LCM coderen |
|
Zolang het chassisnummer niet in de LCM is gecodeerd, vindt in de LCM geen telling van de totaal afgelegde afstand plaats |
Schakel de ontsteking uit en weer in |
De indicatie dooft, de IKE neemt van de LCM de totale afstand (kilometerstand) en de SIA-gegevens over. |
De informatie-uitwisseling tussen IKE-regeleenheid en LCM-regeleenheid voor de gemeenschappelijke gegevensopslag (SIA-gegevens, totaal afgelegde afstand, chassisnummer enz.) is nu weer in orde. |
Wissel de beide regeleenheden alleen dan gelijktijdig om, wanneer dit onvermijdelijk is (opgeslagen kilometerstand gaat onherroepelijk verloren).
Opmerking
Maak de klemmen van de accu los!
Maatregel |
Resultaat |
Opmerking |
---|---|---|
IKE en LCM bij losgenomen accuklemmen vervangen (nieuwe onderdelen) |
Bij ingeschakelde ontsteking wordt het hanteringspunt ingesteld en de totale afgelegde weg (kilometerstand) staat op nul. |
De stand van de totale afgelegde weg tot nu toe (kilometerstand) is onherroepelijk verloren. |
IKE en LCM coderen |
|
IKE en LCM volgens de centrale codeersleutel coderen |
Chassisnummer in de IKE en de LCM coderen |
|
Zolang het chassisnummer niet gecodeerd is, vindt in de IKE en in de LCM een telling van de totaal afgelegde afstand plaats. Bij een instrumentenpaneel met CAN-bus (geïntegreerde versie instrumentenpaneel in fasen vanaf 5/97) EN dynamische stabiliteitscontrole (DSC vanaf 9/97) dient erop te worden gelet dat het DSC niet functioneert als het chassisnummer niet overeenkomt. Na afloop van de werkzaamheden moet het storingsgeheugen in de DSC-regeleenheid worden gewist. |
Schakel de ontsteking uit en weer in |
De indicatie dooft, de LCM neemt van de IKE de totale afstand (kilometerstand) en de SIA-gegevens over. |
De informatie-uitwisseling tussen IKE-regeleenheid en LCM-regeleenheid voor de gemeenschappelijke gegevensopslag (SIA-gegevens, totaal afgelegde afstand, chassisnummer enz.) is nu weer in orde. |
Opmerking
Het bij wijze van proef omwisselen van één van beide regeleenheden is weliswaar in principe mogelijk, maar moet als het kan toch worden vermeden.
Maatregel |
Resultaat |
Opmerking |
---|---|---|
Bij wijze van proef wordt een IKE- of LCM-regeleenheid uit een ander auto ingebouwd. |
Bij ingeschakelde ontsteking wordt het hanteringspunt gezet en de IKE gaat verder met het opnemen van de totale afgelegde weg (kilometerstand). |
Zolang het chassisnummer verschillend is, wordt het totaal afgelegde aantal kilometers alleen nog maar in de IKE-regeleenheid geteld. Er vindt geen afstemming van de totaal afgelegde afstand met de LCM plaats. Bij een instrumentenpaneel met CAN-bus (geïntegreerde versie instrumentenpaneel in fasen vanaf 5/97) EN dynamische stabiliteitscontrole (DSC vanaf 9/97) dient erop te worden gelet dat het DSC niet functioneert als het chassisnummer niet overeenkomt. Na afloop van de werkzaamheden moet het storingsgeheugen in de DSC-regeleenheid worden gewist. |
|
|
|
Het volgende pakket wordt aangegeven of voor een functie gebruikt:
Aanduiding/ functie |
Benodigd signaal |
---|---|
Snelheidsaanduiding |
Wegsignaal tw van de /ABS-/ASC-/DSC-regeleenheid |
Toerenteller |
Toerentalsignaal TD van motorregeleenheid (afhankelijk van de gecodeerde motorvariant wordt het signaal via een afzonderlijke draad of door de CAN-bus gelezen) |
Brandstofverbruiksmeter |
Inspuitsignaal ti van motorregeleenheid/ toerentalsignaal TD van motorregeleenheid/ wegsignaal tw van /ABS/ASC/DSC-regeleenheid (afhankelijk van de gecodeerde motorvariant wordt het signaal via een afzonderlijke draad of door de CAN-bus gelezen) |
Brandstofmeter |
Weerstandswaarde van de beide hefboomopnemers (analoge ingang) |
Koelvloeistoftemperatuurmeter |
Weerstandswaarde van koelvloeistoftemperatuursensor (temperatuursafhankelijke weerstand)/ toerentalsignaal TD van motorregeleenheid (afhankelijk van de gecodeerde motorvariant wordt het signaal via een afzonderlijke draad of door de CAN-bus gelezen) |
Service-intervalindicator |
Wegsignaal tw van de /ABS-/ASC-/DSC-regeleenheid/ Weerstandswaarde van de koelvloeistoftemperatuursensor/ Toerentalsignaal TD van de motorregeleenheid |
Terugstellen van de service-intervalindicator |
Kabelverbinding naar de diagnosestekkeraansluiting |
Kilometerteller |
Wegsignaal tw van de /ABS-/ASC-/DSC-regeleenheid |
Dagteller |
Wegsignaal tw van de /ABS-/ASC-/DSC-regeleenheid |
Buitentemperatuurmeter |
Weerstandswaarde van de buitentemperatuursensor/ wegsignaal tw van de /ABS-/ASC-/DSC-regeleenheid |
Tekstbalk |
Stuurasschakelaar (BC-functietoets)/ check-control-toets (CC-toets) |
Het dimmen van de instrumentering |
Dimsignaal van de licht-check-moduul (LCM)/ intern signaal van de fototransistor |
Gongaansturing |
Toon 1 (T1) korte "pieptonen" met 1 kHz/ Toon 2 (T2) enkele gong met 1 kHz/ Toon 3 (T3) voorname gong met 1 kHz |
Tacho-A-signaal/uitgang |
Snelheidssignaal |
Constateren van remblokslijtage |
Weerstandswaarde van de remblokslijtagesensor en van de ringvormig aangebrachte sensorkabels (analoge plus-uitgang naar analoge massa-ingang). Informatieverbinding (I-bustelegram) naar de check-control-moduul (CCM). |
Herkenning van de achteruitversnelling (handgeschakelde bak) |
Massa van de achteruitversnellingsschakelaar |
Transmissie - programma-aanduiding (automatische transmissie) |
Informatieverbinding (gegevenskabel/serieel) van de transmissieregeleenheid |
I-bus (instrumenteringsbus) |
Informatieverbinding (gegevensverbinding/serieel) naar aangesloten regeleenheden |
K-bus (carrosseriebus) |
Informatieverbinding (gegevensverbinding/serieel) naar aangesloten regeleenheden |
Diagnosebus (RxD/TxD) |
Informatieverbindingen (gegevensverbinding/serieel) naar BMW servicetestsystemen |
De testfuncties de bij de types tot nu toe in de boordcomputer konden worden opgeroepen kunnen in het instrumentenpaneel worden opgeroepen.
Systeemtest (test nr. 2): De systeemtest wordt gebruikt om het display te controleren met zijn elementen de door de elektronica van het instrumentenpaneel (IKE) kunnen worden aangestuurd.
Aangestuurd worden:
De controle- en waarschuwingslampen voor
Wijzerinstrumenten: Tijdens de systeemtest wordt de aansturing van de wijzerinstrumenten gediagnostiseerd. Een elektrische storing wordt in het storingsgeheugen opgeslagen. Bovendien moet er tijdens de procedure zeer goed op worden gelet dat de wijzers, bij het eerste maal doorlopen van de schaal zonder horten en stoten en gelijkmatig over het gehele schaalgebied worden bewogen. Bij de tweede doorgang binnen een systeemtestherhaling worden de wijzerinstrumenten niet meer zo constant en vrij van rukken over hun gehele schaal bewogen. Daarbij worden nu meer de elektrische aanstuurgegevens bij verschillende weergavestanden van de wijzer gemeten.
Opvragen van testfuncties:
Alle testfuncties, behalve testnummer een en twee, zijn vergrendeld en moeten via testfunctienummer negentien worden ontgrendeld.
Verloop: druk de check-control-toets (rechtertoets in het instrumentenpaneel) zo lang in (klem 15 aan) dat op het tekstdisplay (display voor check-control-meldingen) "Test-nr.: 01" verschijnt. Door herhaald indrukken kan de betreffende test worden geselecteerd. Start daarna de ingestelde test met de toets voor het op nul zetten van de dagteller (linker toets in het instrumentenpaneel). Wanneer het om een vergrendelde test gaat (test 3 tot 21), dan verschijnt na de bevestiging met de toets voor het op nul zetten van de dagteller "Lock ON" op het scherm. In dit geval moet m.b.v. de terugstelknop voor de dagteller door het herhaald indrukken de som van de cijfers van het chassisnummer worden ingesteld. Met de CC-toets moet nu de test opnieuw geselecteerd, en met de toets voor het op nul zetten van de dagteller bevestigd worden. De tests één en twee kunnen direct met de toets voor het op nul zetten van de dagteller worden bevestigd en zo worden opgeroepen.
Som van de cijfers bepalen: chassisnummer met test 1 uitlezen.
Voorbeeldmelding: "FGSTNR: XY12345"
Voorbeeldsom: 1+2+3+4+5 = 15
Test nr. |
Werking |
---|---|
1 |
Identificatie elektronica instrumentenpaneel (IKE) |
2 |
Systeemtest |
3 |
SIA-gegevens |
4 |
Momentele verbruikswaarden in l/100 km en l/h |
5 |
Actieradius en bereik momenteel |
6 |
Tankinhouden |
7 |
Koelvloeistoftemperatuur en toerental |
8 |
Momentele snelheid in km/h |
9 |
Boordnetspanning aansluiting 30 in volt |
10 |
Landcode uitlezen |
11 |
Lees de eenheid uit (AM/PM, resp. mm.dd/dd.mm) etc. |
12 |
Gemiddelde snelheid voor aankomst en aankomst momenteel |
13 |
In bedrijf stellen van akoestische signalen |
14 |
Uitlezen van de storingsbytes (zelfdiagnose) |
15 |
Weergave van de toestanden van de I/O-poorten |
16 |
vrij |
17 |
vrij |
18 |
vrij |
19 |
Ver- en ontgrendelen van testfuncties |
20 |
Invoer van de correctiefactor voor het gemiddeld verbruik |
21 |
IKE terugzetten (Software-reset) |
Testfunctie 20 Correctiefactor voor de functie “Gemiddeld brandstofverbruik”.
Testfunctie 20 maakt het veranderen van de correctiefactor mogelijk. Het verstelbereik van de correctiefactor is vastgelegd tussen 0750 en 1250. Om een correctie door te voeren, moet de factor op 1000 (fabrieksinstelling) zijn ingesteld, omdat anders geen nieuwe factor met de formule kan worden berekend. Als de factor op 1000 is ingesteld, dan wordt de nieuwe correctiefactor berekend door het werkelijke verbruik in liters per 100 km te delen door het aangegeven verbruik in liters per 100 km vermenigvuldigd met 1000. Worden andere maateenheden als mijlen per liter of mijlen per gallon en kilometers per liter aangegeven, dan moeten deze in liter per 100 km voor de berekening van de correctiefactor worden omgerekend. De nieuwe factor kan in testfunctie 20 met de terugsteltoets van de dagteller worden verandert.
Testfunctie 20 oproepen: Druk de check-control-toets (rechtertoets in het instrumentenpaneel) zo lang in (klem 15 aan) dat op het tekstdisplay (display voor check-control-meldingen) "Test-nr.: 01" verschijnt. Door herhaald indrukken kan Test 20 worden opgeroepen. Daarna de ingestelde test m.b.v. de terugsteltoets voor de dagteller (linkertoets op het instrumentenpaneel) wissen.
Testfunctie 20 is een vergrendelde test. Wordt na het wissen van testfunctie 20 met de terugsteltoets voor de dagteller "Lock ON" ingevoegd, dan moet met de terugsteltoets voor de dagteller door herhaald indrukken de totaalsom van de cijfers van het chassisnummer worden ingesteld. Met de CC-toets moet nu de test opnieuw geselecteerd, en met de toets voor het op nul zetten van de dagteller bevestigd worden.
De eenheden kunnen door kort indrukken van de terugsteltoets voor de dagteller (linker toets in het instrumentenpaneel) terug (0-9) worden gezet. De tientallen-, honderdtallen- en duizendtallen worden door voortdurend indrukken van de toets automatisch teruggezet. De correctiefactor blijft daarbij in het geldige bereik tussen 750 en 1250. Als de toets niet meer wordt ingedrukt, dan blijft de ingestelde correctiefactor behouden.
Voor de snelheidsaanduiding worden, al naar gelang het model van de auto, verschillende snelheidsmeters toegepast.
Het instrumentenpaneel krijgt het wegsignaal tw van het Anti-Blokkeer-Systeem (ABS)/Automatische-Stabiliteits-Controle (ASC)/Dynamische-Stabiliteits-Controle (DSC)-regeleenheid. Hierbij stuurt de elektronica van het instrumentenpaneel (IKE) de snelheidsmeter, kilometertotaalteller en de dagteller aan.
Het instrumentenpaneel bepaalt de snelheid uit het wegsignaal en uit het tw in het elektronica instrumentenpaneel (IKE) als codeergegevens opgeslagen wegimpulsgetal (K-getal). Bovendien stelt het instrumentenpaneel een snelheidssignaal (Tacho-A) voor de aangesloten regeleenheden ter beschikking. Op de instrumenteringsbus (I-bus) en carrosseriebus (K-bus) wordt de snelheidsinformatie als telegram ter beschikking gesteld.
Vanaf 5/97 wordt in fasen een instrumentenpaneel ingebouwd waarbij de aangesloten elektronica (IKE) in het display (AE) is geïntegreerd. Bij reparaties kan deze instrumentenpaneel eerdere uitvoeringen vervangen.
Het instrumentenpaneel gebruikt het toerentalsignaal van de motorregeleenheid (td bij benzinemotor) voor het bepalen van het toerental. De aanpassing aan de verschillende motoren gebeurt met behulp van de opgeslagen codeergegevens.
Bij de geïntegreerde versie van het instrumentenpaneel - de vanaf 5/97 kan zijn ingebouwd - is in de opgeslagen codeergegevens vastgelegd of het toerentalsignaal via de CAN-bus of via een eigen draad aan het instrumentenpaneel wordt afgegeven.
De toerenteller wordt vanaf klem 15 "AAN" van het elektronica instrumentenpaneel (IKE) bij het betreffende toerentalsignaal aangestuurd. De toerentalinformatie wordt ook op de instrumenteringsbus (I-bus) en de carrosseriebus (K-bus) aan andere regeleenheden ter beschikking gesteld.
Vanaf 5/97 wordt in fasen een instrumentenpaneel ingebouwd waarbij de aangesloten elektronica (IKE) in het display (AE) is geïntegreerd. Bij reparaties kan deze instrumentenpaneel eerdere uitvoeringen vervangen.
Het brandstofverbruikssignaal tKVA wordt gevormd uit het inspuitsignaal van de motorregeleenheid. Door de paring met het wegsignaal komt dit overeen met het verbruik per wegeenheid (bijv. l/100 km).
Bij de twaalfcilindermotor wordt het verbruik uit de inspuitsignalen van de beide motorregeleenheden en het wegsignaal berekend.
Bij de geïntegreerde versie van het instrumentenpaneel - die vanaf 5/97 kan zijn ingebouwd - is in de opgeslagen codeergegevens vastgelegd of het inspuitsignaal via de CAN-bus of via een eigen draad aan het instrumentenpaneel wordt afgegeven.
De meting van de tankinhoud wordt verzorgd door twee hefboomopnemers (tankvlotterelement) die los van elkaar verbonden zijn met het elektronica instrumentenpaneel (IKE). Elke hefboomopnemer is met een eigen massa (analoog massa) en een sensorkabel (analoog plus) met het elektronica instrumentenpaneel (IKE ) verbonden. Voor het aansturen van de tankreservewaarschuwingslamp bevindt zich geen reservecontact in de niveausensor. De tankreservewaarschuwingslamp wordt afhankelijk van de tankinhoud door vergelijking met een reservedrempelwaarde ingeschakeld.
Tegenwoordig worden in de 7-serie (E38) tanks met een inhoud van 85 liter en 95 liter ingebouwd. Een tank van 95 liter kan worden herkend aan de ligging, die lager is dan de bodemplaat, en aan de gemonteerde steenslagbescherming. Bij de 5-serie (E39) wordt momenteel alleen een tank van 70 liter ingebouwd. De verschillende wijze waarop de inhoud voor de brandstofmeter bij de tank van 85 liter / 95 liter (E38), 70 liter (E39) en 95 liter (E53) wordt bepaald, wordt aan de hand van de codeergegevens aangepast.
Als er voor testwerkzaamheden een bepaalde hoeveelheid uit de linker, resp. rechter tankhelft moet worden afgetapt, moet er op worden gelet dat de juiste aansluiting wordt gebruikt (alleen bij modellenserie E38). Deze bevindt zich, voor beide tanks, aan de linker tank. Aan beide aftappluggen is aan de aansluiting van de rechter tank een liggende rechthoek en aan de aansluiting van de linker tank een staande rechthoek ingestempeld.
Bij de vijf-serie (E39) is het aftappen van de brandstof niet via een eigen aansluiting mogelijk. De brandstof moet via de vulpijp uit de tank worden gezogen.
Vanaf 5/97 wordt in fasen een instrumentenpaneel ingebouwd waarbij de aangesloten elektronica (IKE) in het display (AE) is geïntegreerd. Bij reparaties kan deze instrumentenpaneel eerdere uitvoeringen vervangen.
Het instrumentenpaneel berekent via de koelvloeistoftemperatuursensor (NTC-weerstand) de actuele koelvloeistoftemperatuur. De koelvloeistoftemperatuursensor is met een eigen massa (analoog massa) en een sensorkabel (analoog plus) met het elektronica instrumentenpaneel (IKE) verbonden.
Bij de geïntegreerde versie van het instrumentenpaneel - de vanaf 5/97 kan zijn ingebouwd - is in de opgeslagen codeergegevens vastgelegd of de koelvloeistoftemperatuur via de CAN-bus door de motorregeleenheid of via eigen bedrading door de koelvloeistoftemperatuursensor aan het instrumentenpaneel wordt doorgegeven.
De informatie "koelvloeistoftemperatuur" wordt door het elektronica instrumentenpaneel (IKE ) op de instrumenteringsbus (I-bus ) en de carrosseriebus (K-bus) overgedragen.
De service-intervalmelding (SIA) attendeert de bestuurder en de werkplaats op de noodzaak van een motorolieservice en inspectie of een jaarlijkse inspectie. De inspectie-intervallen van de auto zijn niet strikt op een bepaalde afgelegde afstand betrokken, maar zijn gerelateerd aan het verbruik. De aanduiding van de actuele Service-Interval-stand heeft plaats vanaf "Aansluiting 15 AAN" tot 10 seconden na het bereiken van een motortoerental van tenminste 400/min.
De gegevens van de service-intervalmelding (SIA) worden ook in de licht-check-moduul (LCM ) opgeslagen.
De service-intervalmelding (SIA) wordt door impulsen met een gedefinieerde lengte op de service-intervalresetingang teruggeplaatst. Elke resethandeling kan afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar worden uitgevoerd (service-intervalmelding [SIA]-terugsteller). De olieverversingstermijn, de inspectie op tijdbasis of/en de inspectie op basis van afgelegde afstand kan worden teruggesteld.
De aanduiding van de totaal afgelegde afstand is onderdeel van het LC-display. De actuele kilometerstand wordt vanaf aansluiting R "AAN" op het display aangegeven. Bij "Klem R UIT" kan door het indrukken van de toets in het instrumentenpaneel de kilometerstand gedurende ca. 25 seconden na het loslaten van de toets worden weergegeven. De van de gecodeerde landenversie afhankelijke wegeenheid (km/miles) wordt naast de dagteller aangegeven. Op de instrumenteringsbus (I-bus) en de carrosseriebus (K-bus) wordt de totaal afgelegde afstand als telegram beschikbaar gesteld.
De totaal afgelegde afstand wordt in het elektronica instrumentenpaneel (IKE) en in de licht-check-moduul (LCM) opgeslagen. Als het elektronica instrumentenpaneel (IKE ) de totaal afgelegde afstand niet kan lezen en ook via de licht-check-moduul (LCM ) niet kan bepalen, wordt "999999" als totaal afgelegde afstand weergegeven.
De aanduiding van de gereden afstand in een dag is onderdeel van het LC-display. De actuele dagkilometerstand wordt vanaf "Aansluiting R AAN" op het display aangegeven. Bij "Klem R UIT" kan door het indrukken van de toets in het instrumentenpaneel de kilometerstand gedurende ca. 25 seconden na het loslaten van de toets worden weergegeven. De van de gecodeerde landenversie afhankelijke wegeenheid (km/miles) wordt naast de dagteller aangegeven.
Het instrumentenpaneel krijgt via de buitentemperatuursensor (NTC-weerstand) de actuele buitentemperatuur. De buitentemperatuursensor is met een eigen massa (analoog massa) en een sensorkabel (analoog plus) met het elektronica instrumentenpaneel (IKE ) verbonden. De buitentemperatuur wordt niet op het multi-informatiedisplay (MID), maar permanent op het instrumentenpaneel weergegeven. Als de buitentemperatuur tijdens het rijden tot onder de + 3oC daalt, wordt afhankelijk van de codering (Gong), de zoemer 2 (T2) ingeschakeld en de temperatuuraflezing knippert. De weergave-eenheid (oC/o F) wordt in de codeergegevens vastgelegd.
Daar de warmte van de motor en andere omgevingssituaties de buitentemperatuuraanduiding beïnvloeden, wordt de weergave van veranderingen vertraagd.
De informatie "Buitentemperatuur" wordt door het instrumentenpaneel (IKE) op de instrumenteringsbus (I-bus) en de carrosseriebus (K-bus) doorgegeven. De buitentemperatuursensor wordt bij contactslotstand "0" in tijdsafstanden, de in de buurt van een minuut liggen, door de IKE ingelezen. Daartoe wordt de IKE kort actief, stelt de informatie ter beschikking en schakelt zichzelf daarna weer af.
De tekstbalk is een LC-display, dat door gloeilampjes van achteren wordt verlicht. De 5 gloeilampjes verlichten de Service-Interval-Indicator (SIA ), de totale afgelegde weg-, dagteller-, buitentemperatuurweergave en de tekstbalk voor de meldingen, van achteren.
Het dimmen van de back-lit verlichting staat los van het dimmen van de instrumentering. De lichtsensor (Fototransistor in het controlelampenveld onder de oliedruk-controlelamp) beïnvloedt alleen de back-lit verlichting van het LC-display. Daarentegen wordt de helderheid van de instrumentering en van het LC-display door het dimsignaal van de licht-check-moduul (LCM) bij ingeschakelde verlichting beïnvloed.
De elektrische gong dient als akoestische signaalgever voor het urensignaal toon 1 (T1), de temperatuurwaarschuwing toon 2 (T2), een waarschuwingssignaal toon 3 (T3) en het codesignaal toon 1 met toon 2. De signaalkabels voor de gongaansturing van toon 1 - toon 3 worden door het instrumentenpaneel gebruikt, maar kunnen door het parkdistance-signaal toon 4 (T4) worden onderbroken. Via verdere ingangen aan de gong, wat afhankelijk is van de uitrusting van de auto, kunnen de tonen T4 en T5 worden aangestuurd. Deze signaleringen kunnen niet door het elektronica instrumentenpaneel (IKE ) worden ingeschakeld, maar zijn een functioneel bestanddeel van andere componenten.
Het uursignaal T1 herinnert de gebruiker d.m.v. drie korte "pieptonen" (1 kHz) aan nieuwsberichten of verkeersmeldingen.
Bij de temperatuurwaarschuwing T2 klinkt een enkele gong (1 kHz), die de bestuurder waarschuwt voor lage buitentemperaturen (Gevaar van ijsvorming).
Waarschuwingssignaal T3 waarschuwt de gebruiker door een lange toon (1 kHz), waarop de toon langzaam wegebt. Hij dient de licht-check-moduul (LCM) als zoemer. Het inschakelen van de zoemer geeft de licht-check-moduul (LCM) aan het instrumentenpaneel in een I-bustelegram (instrumenteringsbus) mede.
Het korte codesignaal wordt door de tonen T1 en T2 gevormd (750 Hz). Het duidt de gebruiker op het overschrijden van de geprogrammeerde snelheidslimiet of tijdens het starten op een nog actieve codefunctie.
Het instrumentenpaneel ontvangt het afstandssignaal tw van het antiblokkeersysteem (ABS) / de automatische stabiliteitscontrole (ASC) / dynamische stabiliteitscontrole (DSC)-regeleenheid.
Het instrumentenpaneel vormt het snelheidssignaal uit het wegsignaal tw en de in het elektronica instrumentenpaneel (IKE) als codeerdata opgeslagen wegimpulsgetal (K-getal). Het snelheidssignaal (Tacho-A) wordt voor de aangesloten regeleenheden als signaaluitgang ter beschikking gesteld. De snelheidsinformatie uit het Tacho-A-signaal krijgen de aangesloten regeleenheden door het meten van de frequentie of de periodeduur. Deze snelheidsinformatie wordt ook via de instrumenteringsbus (I-bus) en de carrosseriebus (K-bus) als telegram ter beschikking gesteld.
De functie "Herkennen van de achteruitversnelling" is alleen actief, wanneer dit in het instrumentenpaneel overeenkomstig is gecodeerd. Wanneer het instrumentenpaneel voor handgeschakelde versnellingsbakken is gecodeerd, dan wordt de programma- en keuzehandelaanduiding voor de automatische transmissie niet weergegeven.
De informatie "Achteruitversnelling ingeschakeld" wordt via de carrosseriebus (K-bus) als telegram ter beschikking gesteld.
Vanaf 5/97 wordt in fasen een instrumentenpaneel ingebouwd waarbij de aangesloten elektronica (IKE) in het display (AE) is geïntegreerd. Bij reparaties kan deze instrumentenpaneel eerdere uitvoeringen vervangen.
Het instrumentenpaneel is d.m.v. een separate gegevensverbinding met de transmissieregeleenheid verbonden. Via deze gegevensdraad informeert de transmissieregeleenheid het elektronica instrumentenpaneel (IKE) welke versnelling is ingeschakeld, welk rijprogramma is ingeschakeld en of de transmissie met een noodprogramma draait. Indien de transmissie "noodprogramma" meldt, wordt de melding aan de licht-check-moduul (LCM) als een busmelding doorgegeven. Wanneer het instrumentenpaneel voor een automatische transmissie is gecodeerd, dan wordt de programma- en keuzehandelaanduiding voor de automatische transmissie aangegeven.
Bij de geïntegreerde versie van het instrumentenpaneel - de vanaf 5/97 kan zijn ingebouwd - is in de opgeslagen codeergegevens vastgelegd of de informatie over de transmissie via de CAN-bus door de transmissieregeleenheid of via de aparte gegevensdraden door de transmissieregeleenheid aan het instrumentenpaneel wordt doorgegeven.
De instrumenteringsbus (I-bus) is één van de drie informatieverbindingen (gegevensverbinding/serieel) via een gegevensdraad naar andere regeleenheden. De instrumenteringbus wordt door het elektronica instrumentenpaneel (IKE) gecontroleerd. De IKE neemt ook de verbinding van de drie bussystemen,
onder elkaar, over (gatewayfunctie).
De carrosseriebus (K-bus) is één van de drie informatieverbindingen (gegevensverbinding/serieel) via een gegevensdraad naar andere regeleenheden. De carrosseriebus wordt door het elektronica instrumentenpaneel (IKE) alleen elektrisch bewaakt. De bewaking van de carrosseriebus gebeurt door de basismoduul (GM).
De diagnosebus (D-bus) is één van de drie informatieverbindingen (gegevensverbinding/serieel) via twee gegevensdraden naar de voor diagnose geschikte regeleenheden. De diagnosebus is alleen actief, wanneer aan de diagnosestekkeraansluiting een BMW servicetestsysteem is aangesloten.
Algemeen: De achtergrondverlichting van alle waarschuwingslampsymbolen alsmede de steeds ingeschakelde rijstand bij automatische transmissie met het hier bijbehorende rijprogramma wordt verzorgd door lichtdiodes.
Waarschuwingslampen |
Benodigd signaal |
---|---|
Algemene waarschuwingslamp remsysteem |
Rood brandend: Instrumentenpaneel herkent “remblokslijtage” Melding van het remvloeistofniveau via de I-bus van de licht-check-moduul CAN-bus melding van de ASC-regeleenheid "elektronische remkrachtverdeling (EBV)" uitgevallen (moet als gemonteerd gecodeerd zijn). |
|
Geel brandend: Foutmelding via de CAN-bus van de ASC-regeleenheid "Remassistent (HBA)" (moet als gemonteerd gecodeerd zijn). |
Handremcontrolelamp |
Massa van de handremschakelaar (parkeerrem) |
Veiligheidsgordel-controlelamp |
I-busmelding van de licht-check-moduul |
Brandstofreservelamp |
Weerstandswaarde van de beide hefboomopnemers (analoge ingang) |
Richtingaanwijzercontrolelampen |
I-busmelding van de licht-check-moduul |
Mistlamp-controlelamp |
I-busmelding van de licht-check-moduul |
Mistachterlicht controlelamp |
I-busmelding van de licht-check-moduul |
Grootlicht-verklikkerlamp |
I-busmelding van de licht-check-moduul |
Oliedruk-controlelamp |
Massa van de oliedrukschakelaar |
Algemene waarschuwingslamp remsysteem: De waarschuwingslamp kan door de check-control-moduul (CCM) worden ingeschakeld als b.v. het remvloeistofniveau door de CCM als te laag wordt geregistreerd. De controlelamp wordt ook na ontsteking "AAN" als functiecontrole (Pre-Drive-Check) ingeschakeld en gaat uit, wanneer een motortoerental van minimaal 400/min wordt overschreden.
De remblokslijtage-bewaking stuurt bij een onderbreking in de kabelverbinding van de IKE-sensoruitgang naar de IKE-sensoringang een I-bustelegram naar de LCM. Na ontvangst van deze melding wordt een overeenkomstige melding door de LCM aan de IKE gestuurd en daar in de tekstbalk weergegeven. De algemene remcontrolelamp wordt hiervoor niet ingeschakeld.
Parkeerwaarschuwingslamp (parkeerrem): De waarschuwingslamp wordt door een schakelaar op de parkeerrem geschakeld. Bij losgelaten handrem is de schakelaar open.
De informatie "Parkeerrem" wordt via de instrumenteringsbus (I-bus ) en de carrosseriebus (K-bus ) als telegram ter beschikking gesteld.
Veiligheidscontrolelamp: De veiligheidscontrolelamp wordt afhankelijk van de codering aangestuurd. Voor auto's zonder gordelslotcontact wordt deze gedurende ca. 6 seconden na aansluiting 15 "AAN" ingeschakeld.
Bij auto's met een gordelslotcontact wordt de controlelamp vanaf aansturing 15 "AAN" door een overeenkomstig I-bustelegram van de licht-check-moduul (LCM) zo lang ingeschakeld tot het gordelcontact is geopend (veiligheidsgordelslot ingeklikt).
Brandstofreservelamp: De brandstofreservelamp wordt niet door een reservecontact in het tankvlotterelement geschakeld. Hij wordt afhankelijk van de tankinhoud door vergelijking met een reservedrempelwaarde geschakeld.
Richtingaanwijzercontrolelampen: De richtingaanwijzercontrolelampen worden via een overeenkomstige I-bustelegram van de licht-check-moduul (LCM) aan het elektronica instrumentenpaneel (IKE) geschakeld.
Mistlampcontrolelamp: De mistlampcontrolelamp wordt via een respectievelijk I-bustelegram van het licht-check-moduul (LCM) aan het elektronica instrumentenpaneel (IKE) geschakeld.
Mistlampcontrolelamp: De mistlampcontrolelamp wordt via een respectievelijk I-bustelegram van het licht-check-moduul (LCM) aan het elektronica instrumentenpaneel (IKE) geschakeld.
Grootlichtcontrolelamp: De grootlichtcontrolelamp wordt via een respectievelijk I-bustelegram van het licht-check-moduul (LCM) aan het elektronica instrumentenpaneel (IKE) geschakeld.
Oliedrukcontrolelamp: De oliedrukcontrolelamp wordt door de oliedrukschakelaar geschakeld. De informatie van de oliedrukschakelaar wordt door het elektronica instrumentenpaneel (IKE) als status afgelezen en er wordt een betreffend I-bustelegram aan de licht-check-moduul (LCM) gestuurd. Na ontvangst van deze melding wordt een overeenkomstige melding door de LCM aan de IKE gestuurd en daar in de tekstbalk weergegeven.
Opmerking
Alle niet genoemde waarschuwingslampen hebben geen functionele samenhang met het elektronica instrumentenpaneel (IKE). Ze worden alleen met plus of min door de metereenheid van het instrumentenpaneel verzorgd.