Het boordmonitorsysteem is voor de bestuurder een centraal informatiemedium. Zo krijgt hij alle gegevens die onder het rijden noodzakelijk, resp. handig zijn volgens een uniform stramien.
De videomoduul maakt deel uit van het boordmonitorsysteem.
De videomoduul omvat de T.V.-tuner met teletekstfunctie en antennediversity en het omschakelsysteem voor video-, audio- en RGB-signalen.
De videomoduul is op de K-bus aangesloten en tot zelfdiagnose in staat.
De videomoduul stuurt via RGB-kabels het LC-beeldscherm aan. Het audiosignaal voor de spraakweergave van het navigatiesysteem (indien van toepassing) wordt, afhankelijk van de mode, op de uitgang van de NF-kabels naar de radio geschakeld.
Bij modellen zonder navigatiesysteem genereert de videomoduul de beelden voor de menu's op de boordmonitor (gebruikersinterface).
Telkens wanneer het contact wordt aangezet, controleert de videomoduul automatisch of het totale systeem ook een navigatiesysteem bevat en gedraagt zich navenant.
De in videomoduul geïntegreerde functie antenne-diversity garandeert bij stilstand altijd een optimale ontvangst.
Dit systeem kiest volgens bepaalde criteria altijd de antenne die de beste ontvangst heeft. Het bestaat uit twee ruitantennes met versterker en de diversityfunctie in de videomoduul.
De antenneversterkers worden door de videomoduul via de antennebussen kortsluitingbestendig gevoed.
In de videomoduul bevindt zich een T.V.-tuner met teletekstdecoder.
De videomoduul zendt de videosignalen via drie kabels (RGB-kabels) naar de LC-monitor.
Bij modellen met navigatiesysteem stuurt het navigatiesysteem signalen naar de videomoduul. Deze heeft een interne keuzeschakelaar, die tussen navigatiescherm/menu en T.V.-scherm schakelt.
De videomoduul is via NF-kabels op de boordmonitorradio aangesloten. Deze versterkt de signalen en geeft ze weer via de luidsprekers.
De radio schakelt intern tussen de audiosignalen van radio en T.V./navigatie als hij via de K-bus navenante informatie van de videomoduul ontvangt.
Bij modellen met navigatiesysteem stuurt de navigatiecomputer de audiosignalen naar de videomoduul. In dat geval schakelt de videomoduul intern tussen audio voor T.V. en navigatiesysteem.
Er bestaan twee varianten van het boordmonitorsysteem met de videomoduul.
Telkens wanneer het contact wordt aangezet, controleert de videomoduul automatisch of het totale systeem ook een navigatiesysteem bevat en gedraagt zich navenant.
Heeft het boordmonitorsysteem geen navigatiesysteem, dan genereert de videomoduul de videobeelden voor de menu's (gebruikersinterface).
Heeft het boordmonitorsysteem wel een navigatiesysteem, dan wordt de gebruikersinterface door de navigatiecomputer gegenereerd.
De navigatiecomputer is via RGB (videosignalen) en NF (audio-signalen)-kabels op de videomoduul aangesloten. Desgewenst schakelt deze de RGB-signalen naar de LC-monitor door en de NF-kabels naar de radio.
Na het vernieuwen van het videomoduul moet dit via Coderen ZCS worden gecodeerd