De compressor van de airconditioning wordt door de DDE-regeleenheid in- en uitgeschakeld. De DDE-regeleenheid krijgt van de verwarmings- en aircoregeleenheid de melding of de toets van de airconditioning ingedrukt is en of de verwarmings- en aircoregeleenheid om het inschakelen van de compressor verzoekt. Als de compressor van de airconditioning moet worden ingeschakeld, controleert de DDE-regeleenheid of omstandigheden aanwezig zijn die het inschakelen van de compressor niet toelaten en wordt een overeenkomstige melding naar de regeleenheid verwarming en airconditioning gestuurd. Het inschakelen van de compressor voor de airconditioning wordt onder de volgende voorwaarden door de DDE-regeleenheid geblokkeerd:
De draad tussen de DDE-regeleenheid en de regeleenheid verwarming en airconditioning wordt op onderbreking en kortsluiting gecontroleerd. Als er een defect is, wordt de storing 3515 ”Vermogensuitgang airconditioning” in het geheugen opgeslagen.