Na een vervanging van de DSC-regeleenheden moeten de volgende werkzaamheden in deze volgorde worden uitgevoerd.
Bij de end-of-line test worden de DSC-sensoren in de fabriek aan het eind van de montagelijn gecontroleerd. Deze test is bij elke nieuwe DSC-regeleenheid actief en moet daarom ook na elke inbouw van een fabrieksnieuwe DSC-regeleenheid worden uitgevoerd.
Procedure bij end-of-line test:
De procedure is afhankelijk van het type auto en de regeleenheid-generatie. Op basis van de identificatie van de DSC-regeleenheid door de DIS-tester geeft dit de volgende procedure.
De end-of-line test is succesvol afgesloten, als de DSC-controlelamp, de ABS-controlelamp en de algemene remcontrolelamp zijn gedoofd.
Storing bij end-of-line test:
Als de end-of-line test niet succesvol beëindigd wordt (controlelampen niet gedoofd), dan werkt de DSC niet en is minstens de storing ”6D end-of-line test niet uitgevoerd” in het storingsgeheugen opgeslagen met de status ”momenteel aanwezig”.
De end-of-line test moet worden herhaald Als de end-of-line test opnieuw mislukt, dan is waarschijnlijk een storing van de sensor rotatiemoment of de sensor dwarsversnelling aanwezig. Er moet een storingsdiagnose worden uitgevoerd.