In de lichtcontrolemoduul worden de functionaliteiten van de onderstaande tot nu toe in de E38 afzonderlijk gemonteerde regeleenheden samengevoegd tot één regeleenheid:
Het lichtcontrolemoduul vervangt vanaf de bedrijfsvakantie '95 in de E38 de regeleenheid lichtmoduul en de Check-Control-moduul en wordt af fabriek in alle E39-voertuigen gemonteerd.
De diagnose alsmede de communicatie met andere regeleenheden wordt verzorgd via de I-bus (E38/E39 hoog) resp. K-bus (E39 basis).
Bij het uitvallen van de regeleenheid of van een van haar periferie-elementen zijn via een noodbediening de volgende functies mogelijk.
Bij de noodschakeling is geen communicatie via de I-/K-bus, dus ook geen diagnose mogelijk.
Als op de auto een trekhaak is gemonteerd, moeten de lampkringen van de motorwagen d.m.v. een aanhangwagenmoduul met die van de aanhangwagen worden gescheiden. De LCM is via een datakabel verbonden met de aanhangwagenmoduul.
Er is een diagnoseprogramma voor alle 3 de functiegebieden van de LCM.
De lichtcontrolemoduul stuurt en controleert
Met uitzondering van de remlichtschakelaar zijn alle door de LCM gecontroleerde schakelaars als massaschakelend uitgevoerd.
De onderstaande schakelaars worden LCM gecontroleerd:
Verdere informatie ontvangt de LCM via de I-/K-bus.
Lichtschakelaar
Als de lichtschakelaar in de ruststand staat, zijn alle contacten gesloten (R < 1Ohm), in de stand dim- of grootlicht is het betreffende contact geopend (R> 1MOhm)
De verlichting van de lichtschakelaar wordt apart door de LCM aangestuurd. Ze wordt met de volledige lichtsterkte verlicht als de lichtschakelaar in de stand AUS staat. Zij brandt gedimd net zoals de dashboard- en zoekverlichting als deze ook branden.
Remlichtschakelaar
De remlichtschakelaar wordt met het activeren van klem R permanent door de LCM gecontroleerd.
Hij is als Hall-impulsgever uitgevoerd en voorzien van 3 draden (klem R, klem 31, signaaldraad). Een testschakelaar is niet noodzakelijk.
Waarschuwingsknipperlichtschakelaar
In de waarschuwingsknipperlichtschakelaar bevindt zich de controlelamp voor de waarschuwingsknipperlichtfunctie. Deze dient gelijktijdig als zoekverlichting.
Dimmerpotentiometer
Als de lichtschakelaar in de stand stadslicht of dimlicht staat, wordt de gedimde dashboard-, zoek- en functieverlichting (kl 58g) geactiveerd.
De op klem 58g opgewekte spanning is afhankelijk van de stand van de dimmerpotentiometer.
Aansturing van de controlelampen in het combi-instrument
De in het combi-instrument aanwezige controlelampen voor knipperlicht links, knipperlicht rechts, mistachterlicht, mistlampen en grootlicht worden via de I-/K-bus aangestuurd.
De gloeilampen voor de verlichting van de auto worden in de uitgeschakelde en ingeschakelde staat gecontroleerd (koud- en warmcontrole)
De aansturing van de gloeilampen wordt verzorgd door transistoren. Daar deze beveiligd zijn tegen kortsluiting kunnen de tot nu toe gebruikelijke zekeringen vervallen.
De gloeilampen kunnen via de diagnose worden aangestuurd.
De van de exportuitvoering afhankelijke functies van de gloeilampcircuits worden gecodeerd.
De Check-Control informeert de bestuurder. Ze informeert hem via het tekstdisplay op het infopaneel van de IKE (E38/E39 hoog), resp. via het LC-display voor de Check-Control-meldingen op het combi-instrument (E39 met basisboordnet) het uitvallen van belangrijke functies, alsmede aanwijzingen en waarschuwingen.
De Check-Control-functie in de LCM controleert enkele sensoren en registreert wanneer voor deze een melding noodzakelijk is. Daarnaast zendt zij een datatelegram aan het IKE/combi-instrument met het verzoek de meldingstekst op het tekstdisplay, resp. de melding op het LC-display voor de Check-Control-meldingen weer te geven.
De volgende sensoren worden gecontroleerd:
Bovendien is de LCM via een draad met de EML- en de DDE-regeleenheid verbonden
De US-versie is voorzien van een contactslot- en een gordelslotcontact.
Bovendien ontvangt zij LCM-interne meldingen betreffende defekte gloeilampen.
Daarnaast evalueert zij meldingen van andere regeleenheden die zij via de I-bus ontvangt, en stuurt de betreffende verzoeken aan het IKE/combi-instrument.
De meldingen worden gedeeltelijk begeleid door een akoestisch signaal.
De gong in combinatie met meldingen van de Check-Control wordt via de I-bus (geen direkte kabelverbinding tussen LCM en gong) aangestuurd. Hierbij moet in acht worden genomen dat - al naar gelang de belangrijkheid en het aantal van de tot nu toe opgetreden meldingen - niet elke keer een akoestisch signaal klinkt ook niet bij dezelfde melding.
In het boordnet E38/E39 hoog zijn de volgende tekstmeldingen van de Check-Control mogelijk:
Motoroliepeil controleren
Het oliepeil wordt via een thermische olieniveausensor bepaald.
Deze levert een bloksignaal en wordt vanaf klem 15 gevoed.
Remvloeistofniveau controleren
Ruitesproeierreservoir vullen
Koelvloeistofniveau controleren
Motornoodprogramma
Als bij de gasklep of bij de pedaalwaardesensor een probleem wordt geregistreerd, schakelt de EML een noodprogramma in waarbij het motorvermogen duidelijk lager ligt. In dit geval ontvangt de Check-Control, via een kabel waarmee de LCM direkt met de EML verbonden is, een signaal en geeft deze melding uit.
Voorgloeien/inspuitsysteemg
De LCM is via een kabel verbonden met de DDE-regeleenheid en ontvangt van deze een signaal voor de melding voorgloeien en inspuitsysteem.
EEPROM LCM
Verschijnt als de LCM niet gecodeerd is.
Contactsleutel in contactslot (alleen US)
In het contactslot bevindt zich een tegen massaschakelende schakelaar. De weergave vindt plaats bij een open linker voorportier, net zo lang tot de contactsleutel uit het slot wordt getrokken, echter alleen bij de stand "contact uit".
Gordel dragen (alleen US, Golf)
Deze melding verschijnt als de gordel niet wordt gedragen. De tegen massa schakelende gordelcontactschakelaar is direkt met de LCM verbonden.
Informatie die de Check-Control van het IKE/combi-instrument ontvangt:
Voor de volgende meldingen ontvangt de Check-Control de informatie van de IKE. Bij foutieve meldingen moet het opsporen van de storing in de IKE worden vervolgd.
Transmissienoodprogramma
Als er bij een op de IKE aangesloten transmissieregeleenheid een defekt optreedt, wordt dit via de I-bus aan de LCM meegedeeld
Handrem loszetten
Bij een aangetrokken handrem wordt deze melding verstrekt zodra een melding van 5 km/h wordt overschreden.
Remblokken controleren
Koelvloeistoftemperatuur
Stop! Motoroliedruk
Informatie, die de Check-Control van de ZKE ontvangt:>
Voor de volgende meldingen ontvangt de Check-Control de informatie van de ZKE en verwerkt deze. Bij foute meldingen moet het opsporen van de storingen in de ZKE worden vervolgd.
Portier open
Bij een openstaand linker, rechter voorportier of achterportier wordt deze melding vanaf een snelheid van 5 km/h uitgegeven.
Kofferklep open
Als de kofferklep openstaat, wordt deze melding pas bij het overschrijden van een snelheid van 5 km/h uitgegeven.
Licht brandt?
De weergave vindt plaats in de contactsleutelstand "0", als het linker voorportier bij ingeschakeld stadslicht werd geopend.
Alle lichtmeldingen evalueert de LCM intern
Bij auto's met basisboordnet worden de aanwijzingen niet in de vorm van een tekstmelding, maar door controlelampen en symbolen in het LC-display voor de Check-Control-meldingen op het combi-instrument weergegeven.
Voor de onderstaande lampen wordt het verzoek ook door Check-Control gegeven:
algemene remwaarschuwingslamp
Deze wordt door de LCM aangestuurd, wanneer deze via zijn schakelaar remvloeistofniveau over een te laag remvloeistofniveau wordt geÏnformeerd.
Niveau ruitesproeiervloeistof
Als de op de LCM aangesloten schakelaar een te laag niveau in het ruitesproeierreservoir aangeeft, dan brandt deze lamp.
Olieniveaucontrolelamp
Het oliepeil wordt via een thermische olieniveausensor bepaald. Hij is direkt met de LCM verbonden en levert een bloksignaal waarvan de frequentie een maat is voor het vulniveau. Hij wordt via klem 15 van spanning voorzien.
Voorgloeien
De LCM is via een draad met de DDE-regeleenheid verbonden en ontvangt van deze het signaal voor het aansturen van deze gloeilamp.
Gordelcontrolelamp
Bij exportuitvoeringen US- en Golf gaat deze lamp branden vanaf "contact aan" als de gordel niet in het slot werd gedrukt. De massa schakelende gordelcontactschakelaar is direkt met de LCM verbonden.
Defekte gloeilampen (in LC-display voor Check-Control-meldingen)
Portiermeldingen (in LC-display voor Check-Control-meldingen)
Katalysator - te hoge temperatuur (alleen exportuitvoering Japan)
bovendien: gong bij in het contactslot achtergebleven contactsleutel (alleen US-versie)
Als in de auto een manuele koplampverstelling gemonteerd is (herkenningskenmerk: draaiknop voor manuele koplampverstelling op dashboard), dan is deze functionaliteit ondergebracht in de LCM.
De LCM ontvangt van de draaiknop voor de manuele koplampverstelling een spanningssignaal en stuurt afhankelijk daarvan de elektromotoren voor de koplampverstelling bij de koplampen aan.
De motoren zijn uitgevoerd als stappenmotoren. Zij zin parallel geschakeld. Hierdoor kan de elektronica weliswaar een kortsluiting, maar niet een onderbreking in van de beide motoren registeren.
Wanneer er een storing aanwezig is, is een verstelling via de draaiknop niet meer mogelijk.
Bij het inschakelen van het stadslicht, of bij het activeren van kl. 61 ("motor draait") voert de elektronica een ijkproces uit.