De temperatuursensor van de inlaatlucht is in de luchtmassameter geïntegreerd en bij de M52-, M54 en de M56-motor in het luchtverdeelhuis geschroefd. Voor het omzetten van de temperatuur in een voor de DME regeleenheid elektrisch analyseerbare meetwaarde wordt een precisie-warmtegeleider (NTC-weerstand) toegepast.
De temperatuursensor inlaatlucht is niet voor de correctie van de inspuittijd nodig, omdat die aanzuigluchttemperatuur bij de luchtmassameting automatisch in acht genomen wordt. De inlaatluchttemperatuurvoeler is nodig bij het starten in combinatie met de voeler voor de koelvloeistoftemperatuur van de motor. De weerstandswaarden van de beide sensoren leveren de nauwkeurige informatie voor de bepaling van de inspuittijd. Op deze manier worden speciaal warmstartproblemen vermeden.
Tijdens het starten kan de luchtkolom in de luchtmassameter schommelen. Daardoor kan de afgegeven waarde van de luchtmassameter niet als correcte waarde voor de inspuittijd gebruikt worden.
Tijdens het starten wordt daarom tot een vrij programmeerbare toerentaldrempel de temperatuursensor als meetgrootheid toegepast.