Een complete controle van het motormanagement-systeem kan door de regeleenheid pas plaatsvinden als bepaalde bedrijfsstatussen werden bereikt. Hiervoor moet een proefrit volgens onderstaande criteria worden uitgevoerd.
Opdat alle controles worden uitgevoerd, moeten de volgende voorwaarden worden aangehouden:
Procedure bij proefrit:
De systeemtests voor de secundaire-luchtpomp en de tanklekdiagnosepomp kunnen daarnaast direct m.b.v. een testmodule worden gecontroleerd, hierbij werden echter de readiness-codes niet in het geheugen opgeslagen.
Het DME-systeem is in orde als alle diagnosefuncties zijn uitgevoerd en in een storingsgeheugen geen storing is opgeslagen.
De Readiness Codes worden met het wissen van het storingsgeheugen teruggezet.