De centrale vergrendeling wordt door basismoduul en de portiermodules in het linker en rechter voorportier aangestuurd.
De stelmotoren van de centrale vergrendeling in de bestuurdersportieren zijn in het systeemslot geïntegreerd en maken het vergrendelen, centraal sperren en ontgrendelen van de portieren mogelijk.
Bovendien wordt de tankdopklep door een stelmotor vergrendeld en ontgrendeld.
Bij de centrale vergrendeling moet onderscheid worden gemaakt tussen vergrendelen en vergrendelen met centraal sperren.
Vergrendelen zonder centraal sperren:De portieren kunnen van binnenuit worden geopend door twee maal aan de handgreep te trekken.
Vergrendelen met centraal sperren:De portieren kunnen noch van buiten noch van binnen worden geopend.
”Vergrendelen met centraal sperren” wordt uitgevoerd als
Tijdens het centraal sperren van de auto wordt de tankdopklep vergrendeld.
De aandrijvingen in de voorportieren worden door de portiermodulen aangestuurd. De aandrijving van de achterportieren en de tankdopklep worden via de basismoduul aangestuurd.
Om de stelmotoren tegen thermische overbelasting door veelvuldige bediening te beschermen, is een blokkering aanwezig.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee uitvoeringen voor de aansturing van de klep van de tankdop:
De centrale vergrendeling kan op de volgende manieren worden bediend:
Via de centerlock-toets kan de auto alleen worden vergrendeld en ontgrendeld, niet centraal gesperd en ontsperd. Bovendien wordt de tankdopklep niet vergrendeld.
Opmerking:Toetsbedieningen van de afstandsbediening worden alleen uitgevoerd, als geen sleutel in het contactslot is aangebracht.
De portieren worden automatisch ontgrendeld als de airbag-regeleenheid een aanrijding registreert. Het doorgeven van een aanrijding gebeurt via de K-bus. Na een herkenning van een aanrijding moet de centrale vergrendeling éénmaal worden ontgrendeld, voordat een vergrendeling mogelijk is.
Een centraal gesperde auto wordt automatisch ontsperd (niet ontgrendeld), als de sleutel in het contactslot wordt gestoken. De herkenning geschiedt via de regeleenheid van de ”elektronische wegrijbeveiliging (EWS)”.
De volgende functie is via Carmemory codeerbaar of aan de codering van de landenspecifieke uitvoering aangepast (b.v. USA):
Als een vergrendelde auto via het portierslot of de afstandsbediening ontgrendeld wordt, wordt eerst alleen het linker voorportier ontgrendeld. Alle andere portieren worden vanuit de blokkeerstand in de ontgrendelstand gebracht, maar nog niet ontgrendeld (het ontgrendelen van de portieren via de portierhandgrepen binnen of center-locktoets is mogelijk). De portieren worden pas dan ontgrendeld, als de auto voor een tweede maal via het portierslot of de afstandsbediening ontgrendeld wordt.
De volgende functie is via Carmemory codeerbaar of aan de codering van de landenspecifieke uitvoering aangepast (b.v. USA):
bij het overschrijden van een rijsnelheid van 8 km/u worden de portieren automatisch vergrendeld.
Bij het uitvallen van de elektrische bediening (bijv. door een lege accu) kan het portier via het portierslot mechanisch worden ontgrendeld.
De bediening van de bovenste achterklep geschiedt afhankelijk van de toestand van de centrale vergendeling.
Bij een vergrendelde auto kan de bovenste achterklep alleen via de schakelaar in het schakelcentrum in de tunnelconsole worden ontgrendeld.