Ruitenwisser-/-sproeierinstallatie

 

Beschrijving

Ruitenwisserschakelaar

Alle wis-/wasfuncties kunnen m.b.v. de wisserschakelaar vanaf klem R (contactslot in stand 1) worden ingeschakeld.

De wisserschakelaar kan in de stand Interval, snelheid 1 en 2 worden geplaatst. Deze standen zijn via twee kabels naar de basismoduul gecodeerd. Er wordt steeds massa geschakeld

Bij auto's met de optie Automatische intervalregeling (AIC) wordt in de schakelaarstand "Interval" de wisinterval door een regensensor aangestuurd (zie ook functiebeschrijving voor de automatische intervalregeling).

Intervalwerking

In de wisserschakelaar is een knop met een potentiometer gemonteerd. Hierdoor is het mogelijk vier verschillende intervaltijden in te stellen. Deze tijden worden bovendien afhankelijk van de rijsnelheid geregeld. Des te sneller de auto rijdt des te korter de intervaltijd.

Bij voertuigen met de speciale uitrusting Automatische Interval Control (AIC) kan de gevoeligheid van de regensensor met het kartelwiel worden beïnvloed.

Ruitenwissermotor

De ruitenwissermotor is voor twee verschillende wisserstanden geconstrueerd. De lastschakeling vindt plaats via twee externe relais.

De eindstand (ruststand) van de wissermotor wordt via een in de motor ingebouwd terugstelcontact geregistreerd. Dit contact schakelt massa aan de basismoduul als de motor de eindstand bereikt heeft.

Het terugstelcontact wordt ook ter controle van de ruitenwissermotor gebruikt. Als bij een ingeschakelde ruitenwissermotor het signaal van het contact gedurende 16 seconden uitblijft (b.v. door drooglopen), wordt de wissermotor ter bescherming voor overbelasting uitgeschakeld.

De ruitenwisser wordt pas weer na het uitschakelen en na een tijdblokkering van 3 minuten weer ingeschakeld.

 

De wisserstand wordt met de ruitenwisserschakelaar ingesteld. Wanneer er geen Automatische Interval Control is gemonteerd, dan wordt de wisserstand bovendien afhankelijk van de rijsnelheid geregeld. Hier geldt:

Snelheid

Schakelaar in stand 1

Schakelaar in stand 2

< 6 km/h

Intervalwissen

Wissermotor in stand 1

> 6 km/h

Wissermotor in stand 1

Wissermotor in stand 2

 

Bij een ingeschakelde snelheid 2 wordt bij > 205 km/h teruggeschakeld in snelheid 1 om het loskomen van de ruitenwisserarm te voorkomen.

Bij voertuigen met de speciale uitrusting Automatische Interval Control (AIC) heeft er geen snelheidsafhankelijk regeling van de ruitenwisser plaats.

Koplampreinigingsinstallatie

De aansturing van de koplampreinigingspomp geschiedt via een extern relais .

De koplampreiniging wordt bij elke vijfde inschakeling van de ruitensproeiers of intensiefreiniging ingeschakeld als de rijverlichting of het parkeerlicht is ingeschakeld. De koplampen worden daarbij tweemaal natgespoten.

Na beëindiging van het schoonmaken is de koplampreiniging gedurende 3 minuten geblokkeerd.

Het uitschakelen van klem R zet de herhalingsblokkering en de teller voor het aantal malen wissen terug. Na het weer inschakelen van klem R kan bij een ingeschakelde verlichting de koplampreiniging direct worden geactiveerd.