Stroommeting stoelverwarming
De stroommeting wordt uitgevoerd om een definitief oordeel over een storing in de stoelverwarming te kunnen maken.
Voorbereiding van de meting
De meting van de stroomsterkte wordt uitgevoerd op de bedrading onder de betreffende stoel.
- Stoelverwarming uitschakelen
- Stoel geheel naar achteren en in de bovenste stand plaatsen
- De meting wordt uitgevoerd m.b.v. de stroomtang 50A
- Isolatietape van de kabelboom onder de stoel gedeeltelijk loswikkelen en de stroomtang op de stroomdraad (wit-geel) voor de stoelverwarming aansluiten
- Motor starten, om de boordspanning van ca. 13,8 V te waarborgen
Boordspanning
Als de boordspanning terugloopt tot onder de 11,4 V, blijven de LED's weliswaar branden, de stoelverwarming wordt echter uitgeschakeld. Zodra weer een spanning van minimaal 12,2 V continu aanwezig is, wordt de stoelverwarming weer geactiveerd.
Meting op DIS-tester
- "Meettechniek" kiezen
- Meetfunctie: stroomsterkte 50 A
- Meetaansluiting: stroomtang
- Meetschaal: gelijkstroom =
- Meetgebied: +/- 50 A
- Boordspanning m.b.v. de DIS-tester controleren
- Stoelverwarming aan de te meten zijde inschakelen
Evaluatie van de meting
In zijn algemeenheid geldt voor alle verwarmingsstanden, resp. verwarmingsinstellingen: Elke verwarmingsstand heeft een bepaalde richttemperatuur. De regeleenheid probeert deze temperatuur zo snel mogelijk te bereiken. Hierna wordt de temperatuur d.m.v. een pulsering (= pulserende gelijkstroom) constant gehouden.
- Tijdens de opwarmfase bedraagt de stroomsterkte over het algemeen ongeveer 10 A (bij een boordspanning van 13,8 V)
- Zodra de ingestelde richttemperatuur praktisch bereikt is wordt de verwarmingscapaciteit gereduceerd. De fasering is duidelijk herkenbaar, d.w.z. de stroomsterkte pulseert tussen 0 en ca. 10 A.
- Als de ingestelde richttemperatuur ten slotte bereikt is, wordt de interval van het 0 A-bereik nog langer.
- Als de op dit moment gemeten temperatuur hoger is dan de ingestelde richttemperatuur wordt de voeding zo lang onderbroken tot de temperatuur weer teruggelopen is tot de betreffende richttemperatuur.
Verwarmen van een stoel
De duur van de opwarmfase is afhankelijk van de gemeten temperatuur op de temperatuursensor! Bij een hogere omgevingstemperatuur (bijv. in de zomer) of bij een voorverwarmde stoel wordt de ingestelde richttemperatuur sneller bereikt. De fasering wordt dan ook overeenkomstig vroeger ingeschakeld.
Gemeten stroomsterkte
De gemeten stroomsterkte is afhankelijk van verschillende factoren. Zowel de hoogte van de aanwezige boorspanning, als ook het type van de ingebouwde stoel, de inschakeling van andere verbruikers (stoelverwarming aan de andere zijde, stuurwielverwarming) spelen een belangrijke rol. De aangegeven waarde van 10 A is dan ook slechts een aanwijzing.
Richttemperaturen
Bij auto's van de E38- en E39-serie kan de stoeltemperatuur via een potentiometer tussen de 20 °C en 42 °C worden ingesteld.
Bij auto's van de E46-serie is een tweetraps stoelverwarming met de volgende verwarmingscapaciteit ingebouwd:
- Ingeschakeld in stand 1:
de stoel wordt tot een richttemperatuur van 40 °C verwarmd
- Ingeschakeld in stand 2:
de stoel wordt tot een richttemperatuur van 37 °C verwarmd
Evaluatie van de uitgevoerde meting
- De stroomsterkte bedraagt ca. 10 A:
de stoelverwarming is in orde
- De stroomsterkte bedraagt ca. 5 A:
Storing in de verwarmingsmat van de zitting of de rugleuning
- Er wordt geen stroom gemeten:
Storing in de verwarmingsmat van de zitting en de rugleuning