Brandstofpomp

De brandstofpomp bevindt zich in de brandstoftank. De brandstofpomp wordt via een relais in- en uitgeschakeld en voert de brandstof via het brandstoffilter en de drukregelaar naar de brandstofverdeelleiding.

Brandstofpomprelais

De DME-regeleenheid kan alleen de aansturing van het relais bewaken, niet de pomp zelf. Het relais wordt via een veiligheidsschakeling alleen bij draaiende motor aangestuurd. Daarnaast wordt het relais gedurende korte tijd na het inschakelen van het contact (stand 2 van het contactslot) voor drukopbouw in het brandstofsysteem aangestuurd. Wordt de motor niet gestart, dan onderbreekt de DME-regeleenheid het aansturen van het relais.

Wanneer de DME-regeleenheid geen toerental meer uitleest, wordt het relais direct uitgeschakeld. Zo wordt voorkomen, dat de brandstofpomp bij een niet draaiende motor doorloopt.