Referentieveldkoeling

 

Waterpomp

Het huis is vervaardigd van aluminium persgietwerk, resp. kunststof en met bouten bevestigd op het distributiekettingdeksel. De dubbele-temperatuursensor voor de koelvloeistof is in het huis van de waterpomp gemonteerd. Deze dubbele temperatuursensor bevindt zich op de plaats waar de koelvloeistof uit de motor stroomt.

Motorkoeler

Voor exportvarianten is bovendien het gebruik van een motoroliekoeler gepland.

Werking van een conventionele thermostaat

De regeling van de motoroliekoeling door een conventionele thermostaat wordt uitsluitend door de koelvloeistoftemperatuur bepaald. Deze regeling kan in drie gebieden worden onderverdeeld:

In het thermostaatregelgebied kan met behulp van de referentieveldthermostaat de koelvloeistoftemperatuur optimaal worden beïnvloed.

Hierdoor is het mogelijk in het deellastgebied de motor met een hogere koelvloeistoftemperatuur te laten werken. Hierdoor wordt een efficiëntere verbranding bereikt, zodat verbruik en schadelijke emissies worden verminderd.

Daarentegen worden in het vollastgebied lagere koelvloeistoftemperaturen ingesteld. Hierdoor wordt het gevaar op pingelen verminderd, de motor kan nu dichter bij het optimale ontstekingstijdstip werken.

P110012G

 

Regelkarakteristiek met referentieveldkoeling

1

Karakteristiek van een 110o C-thermostaat

2

Karakteristiek van een referentieveldthermostaat

3

Karakteristiek van een 85o C-thermostaat

4

Deellastgebied

5

Vollastgebied

6

Deellastgebied

M.b.v. de referentieveldthermostaat is een bewuste verhoging van de koelvloeistoftemperatuur in het deellastgebied mogelijk. De afstelling van deze referentieveldthermostaat vindt plaats door de motorregeleenheid afhankelijk van een referentieveld.

Het referentieveld wordt bepaald door de grootheden:

Opbouw van de referentieveldthermostaat

De referentieveldthermostaat is een integraalthermostaat, d.w.z. thermostaat en thermostaathuis vormen een eenheid.

De principiële mechanische opbouw van de referentieveldthermostaat komt overeen met die van een conventionele thermostaat. Als extra is echter in het waselement een verwarmingselement geïntegreerd.

P110013G

Doorsnede van de referentieveldthermostaat

 

Het thermostaathuis van de referentieveldthermostaat is vervaardigd van aluminium persgietwerk. In het thermostaatdeksel is ook de elektrische aansluiting voor het op het waselement van de referentieveldthermostaat bevestigde verwarmingselement geïntegreerd.

P110014G

Referentiethermostaat met el. aansluiting voor verwarmingselement

 

Werking van de referentieveldthermostaat

De referentieveldthermostaat is zo geconstrueerd dat deze zonder ingreep van de geïntegreerde verwarming bij een temperatuur van de koelvloeistof gemeten bij de thermostaat van 103oC motorinlaat opent. Door het verwarmen van de koelvloeistof in de motor bedraagt bij de motoruitlaat (montageplaats van de koelvloeistoftemperatuursensor voor de DME en het instrumentenpaneel) bij dit bedrijfspunt ca. 110o C. Na het bereiken van de bedrijfstemperatuur van de motor gaat de referentieveldthermostaat zonder verdere regeling open.

Ingeval van een regeling door de DME-regeleenheid wordt het in de thermostaat geïntegreerde verwarmingselement van spanning voorzien (12 volt). Door de verwarming van het waselement opent de thermostaat al bij lagere koelvloeistoftemperaturen (thermostaatregelgebied: ca. 80oC - 103oC).

P110015G

1

Openingsslag van de thermostaat

2

Koelvloeistoftemperatuur

3

Aansturing van het verwarmingselement met 12 volt

4

Aansturing van het verwarmingselement met 0 volt

Als de koelvloeistoftemperatuur tot boven de 113oC bij de motoruitlaat oploopt, dan wordt onafhankelijk van de overige parameters de verwarming van de referentieveldthermostaat door de DME geactiveerd.

Diagnose

De aansluiting van de bedrading en de werking van de referentieveldthermostaat worden door de diagnose in de DME-regeleenheid gecontroleerd. Optredende storingen worden in de storingsgeheugens van de DME-regeleenheid opgeslagen.

Koelvloeistoftemperatuurmeter

De karakteristiek van de koelvloeistoftemperatuurmeter op het instrumentenpaneel is voor het, door de referentieveldthermostaat veroorzaakte, hogere temperatuurniveau van de motor aangepast.

De wijzer van de temperatuurmeter in het instrumentenpaneel bevindt zich bij koelvloeistoftemperaturen van

75oC - 113o C

in de middenstand.