Positiesensor gaspedaal/Moduul gaspedaal

De stand van het gaspedaal wordt door een sensor herkend en in de DME geƫvalueerd. De stand van de gasklep wordt hier berekend, rekening houdend met andere factoren.

Werking

De positiesensor gaspedaal resp. de moduul gaspedaal krijgt van de DME-regeleenheid een exacte voedingsspanning van 5 V. De positiesensor gaspedaal resp. de moduul gaspedaal is met twee volledig onafhankelijke, mechanisch gekoppelde sensoren uitgerust. Beide geven een spanningssignaal af, die overeenkomt met de actuele gaspedaalstand. Uit veiligheidsredenen worden twee sensoren toegepast, om storingen te kunnen herkennen. Sensor 2 levert altijd precies de helft van de spanning van sensor 1. hierdoor kan een kortsluiting van beide sensoren worden herkend.

Bewaking

Beide signalen worden continu door de regeleenheid van de motor bewaakt. Het verschil tussen beide signalen en het onder of boven het toegestane spaningsgebied komen van de beide signalen wordt herkend. Ook de voedingsspanning wordt bewaakt. Elke sensor heeft een afzonderlijke spanningsvoorziening.

Wanneer een storing optreedt wordt het maximale motorvermogen beperkt. De auto reageert met een vertraging op snel indrukken van het gaspedaal. Wanneer twee storingen tegelijkertijd aanwezig zijn, wordt het motortoerental begrensd op maximaal 1500/min.

Positiesensor gaspedaal of moduul gaspedaal

Afhankelijk van het type auto wordt de positiesensor gaspedaal of de moduul gaspedaal gemonteerd. De positiesensor gaspedaal is met een stangenstelsel met het gaspedaal verbonden. Bij de moduul gaspedaal vormen sensor en pedaal een eenheid. Bij de positiesensor gaspedaal worden de elektronische outputsignalen door een potentiometer volgens het principe van een spanningsdeler opgewekt. Bij het moduul gaspedaal worden contactloze hallsensoren toegepast. De outputsignalen van positiesensor gaspedaal en moduul gaspedaal verschillen echter niet.