De 2-assige luchtvering combineert een automatische beladingscompensatie op de voor- en achteras met de mogelijkheid voor de bestuurder, verschillende hoogtes in te stellen.
De functies van de regeleenheid worden door microprocessoren uitgevoerd. De regeleenheid stuurt alle kleppen, de compressor en de LED's aan. Hiervoor wordt de informatie van de hoogtesensoren, de toets, de K-bus en de CAN-bus gebruikt.
Het luchtdruksysteem omvat het compressor-relais, de uitstroomklep, de hogedrukuitstroomklep, de regelklep voor minimale druk, het overdrukventiel en de compressor. Deze onderdelen zijn onder een geluiddempende afdekkap ondergebracht.
De veerwegen van de afzonderlijke wielen worden door de meting van de relatieve bewegingen tussen wiel en carrosserie bepaald. Hiervoor worden verdraaiingshoeksensoren gebruikt.
De bestuurder heeft een tuimelschakelaar met op-/neerfunctie waarmee de hoogte kan worden gewijzigd. Naast de tuimelschakelaar zijn drie LED's aangebracht, die de actuele hoogte aangeven.
De reservoir-/kleppeneenheid is achter de rechter dorpel onder de bodembekleding aangebracht. De reservoir-/kleppeneenheid bevat: de magneetkleppen, het drukreservoir, de sensor drukreservoir en de klep drukreservoir.
De 2-assige luchtvering compenseert automatische de beladingswisselingen op de voor- en achteras. Bovendien kan door de bestuurder een keuze gemaakt worden uit drie verschillende hoogten, om bijvoorbeeld in het terrein een grotere bodemvrijheid te hebben.
Er zijn drie verschillende hoogten:
- Standaard: Normaal rijniveau
- Off-Road: Verhoogd ten opzichte van het normale rijniveau
- Access: Verlaagd ten opzichte van van het normale rijniveau, in-/uitstappen, laden/lossen
In principe wordt de actuele hoogte weergegeven door de overeenkomstige, permanent brandende LED. Zodra de bestuurder een ander niveau kiest door een druk op de toets of een bepaalde rijtoestand een wisseling automatisch uitvoert, brandt de LED van het actuele niveau en de LED van het nieuwe niveau knippert. Wanneer het nieuwe niveau bereikt is dooft de LED van het oude niveau en gaat de LED van het zojuist bereikte niveau branden.
Een bijzonder geval is de voorselectie van het Acess-niveau tijdens het rijden: De Access-LED knippert en de LED van het vorige niveau brandt permanent. Dit betekent niet dat de regeling al begonnen is. Dit gebeurt pas als de betreffende snelheidgrens, die het Access-niveau mogelijk maakt, bereikt resp. gepasseerd wordt.
Zodra het contact wordt aangezet (klem 15) zijn door de bestuurder gewenste niveauwisselingen naar beneden mogelijk. Een wisseling van de niveaus naar boven en daarmee het vullen van het reservoir kan alleen plaatsvinden bij draaiende motor.
Deze functies worden door aansturing van een compressor en diverse ventielen in het luchtdruksysteem en opslageenheid mogelijk.
De informatie over de hoogtestand van de auto krijgt de regeleenheid van vier hoogtesensoren. De druk in het drukreservoir wordt eek door een sensor geregistreerd. Door de verwerking van verschillende signalen op de CAN- en K-bus worden rijsituaties herkend en de betreffende regelingen geactiveerd.
Als verbinding met de bestuurder zijn een toets en de LED's aanwezig. Bovendien kan de regeleenheid van het 2-assen luchtveersysteem tekstmeldingen in de display in het instrumentenpaneel weergeven. Het systeem wordt door het VA-signaal geactiveerd en kan al voor het starten worden geactiveerd.
Zoals bekend van de 1-as luchtveersysteem, moet ook bij het 2-as luchtveersysteem onder bepaalde omstandigheden een hoogtestands-offset worden uitgevoerd, bijvoorbeeld na vervanging van een hoogtesensor. Alle luchtbalgen kunnen afzonderlijk worden verlaagd resp. verhoogd. De noodzakelijke aansturingen worden met de betreffende procedures in het diagnoseprogramma voor het 2-as luchtveersysteem uitgevoerd. Zodra de auto de correcte hoogte heeft bereikt (zie het TIS voor de waarde), wordt de hoogtestands-offset uitgevoerd. Bij het 2-as luchtveersysteem wordt de offset-functie per as, dus eerst op de vooras en vervolgens op de achteras uitgevoerd. Voor het uitvoeren van het offset-commando moet nogmaals een controle van de hoogte worden uitgevoerd.
Bij de 2-as luchtvering moet na reparatie of vervanging van een onderdeel de werking van de betreffende component met de overeenkomstige servicefuncties worden gecontroleerd.