Dimlicht, grootlicht
Dimlicht en grootlicht verlichten de weg vóór de auto.
Al naargelang de uitrusting en de codering van de auto kunnen de volgende functies worden gerealiseerd:
- handmatige koplampverstelling bij halogeenkoplampen
- automatische, dynamische koplampverstelling bij xenon-koplampen: De automatische koplampverstelling is bij xenon-koplampen volgens EU-voorschrift wettelijk voorgeschreven. De dynamische koplampverstelling optimaliseert de automatische koplampverstelling op basis van de belastingstoestand van de auto (remmen, accelereren).
- automatische dimlichtregeling (al naargelang de uitrusting van de auto, modelspecifieke codering resp. de exportuitvoering)
- thuiskomverlichting
Beknopte beschrijving van het onderdeel
Lichtschakelaar
De lichtschakelaar bestaat uit
- draaischakelaar voor stadslicht en dimlicht (en de optie automatische dimlichtregeling),
- twee toetsen voor mistlampen en mistachterlicht,
- potentiometer voor de dimmer van de dashboardverlichting en
- potentiometer voor de handmatige koplampverstelling bij halogeenkoplampen
De draaischakelaar voor stadslicht en dimlicht heeft twee schakelcontacten. Al naargelang de status van de beide schakelcontacten kan de lichtmodule vier schakelaarstanden detecteren:
|
S_SL
|
S_AL
|
Schakelaarstand Licht UIT
|
1
|
1
|
Schakelaarstand Stadslicht
|
0
|
1
|
Schakelaarstand Dimlicht
|
0
|
0
|
Schakelaarstand Automatische dimlichtregeling
|
1
|
0
|
S_SL = interne schakelaar stadslicht
S_SL = interne schakelaar dimlicht
1 = interne schakelaar gesloten (naar 5 V)
0 = interne schakelaar open
Afhankelijk van de uitrusting van de auto en de exportuitvoering zijn verschillende lichtschakelaars gemonteerd:
- Schakelaar voor auto's met xenon-koplampen en automatische koplampverstelling (LWR),
- Schakelaar voor auto's met halogeenkoplampen en handmatige koplampverstelling (LWR), Deze schakelaar heeft een potentiometer voor de handmatige koplampverstelling (bedienbaar via een kartelknop).
- Schakelaar voor auto's met automatische dimlichtregeling. De draaischakelaar heeft een extra schakelaarstand FLC voor de automatische dimlichtregeling alsmede een LED (FLC voor dimlichtcontrole).
Spanningsvoorziening: De schakelaar wordt door de lichtmodule van 5 volt voorzien.
Bij een niet goed functionerende spanningsvoorziening blijft het licht IN:Het licht wordt automatisch ingeschakeld als
- de leidingen naar en van de lichtschakelaar losgekoppeld zijn of
- aan massa liggen of
- aan 12 V liggen.
- Om veiligheidsredenen kan de lichtschakelaar alleen maar in de UIT-stand worden gezet als aan beide schakelaaruitgangen naar de lichtmodule 5 V ligt. Als door kortsluiting één keer 5 V en één keer 12 V aanligt, kan het licht niet worden UITgeschakeld: Dimlicht en automatische dimlichtregeling blijven IN.
Richtingaanwijzer-dimlichtschakelaar
De stuurkolomschakelaar links van het stuurwiel schakelt de functies
- aanwijzen rijrichting (knipperen door aantippen of continu knipperen links resp. rechts) bij klem R IN,
- Parkeerlicht links of rechts: Bij klem R UIT de schakelaar over het drukpunt heen drukken net als bij continu knipperen.
- Grootlicht en lichtsignaal.
De stuurkolomschakelaar vergrendelt niet meer in de schakelaarstanden. De functies worden geactiveerd door
- aantippen van de schakelaar naar voren resp. naar achteren: grootlicht en dimlicht
- aantippen van de schakelaar naar rechts of links: knipperen door aantippen
- Over het drukpunt heen drukken: continu knipperen
Als de bestuurder de stuurkolomschakelaar bedient, wordt
- een bericht naar de lichtmodule gestuurd. Signaalweg:SZL (schakelcentrum stuurkolom) ->
databus BYTEFLIGHT -> SIM (veiligheidsinformatiemodule) ->
databus BYTEFLIGHT -> ZGM (centrale gateway-module) ->
databus K-CAN SYSTEEM -> LM (lichtmodule).
- Tegelijkertijd verwerkt de lichtmodule een direct
signaal van de stuurkolomschakelaar. Dit signaal wordt via een eigen leiding getransporteerd. Derhalve is het signaal onafhankelijk van de databus K-CAN SYSTEEM.
Functiebeperkingen bij het uitvallen van de databussen:
- Grootlicht en lichtsignaal functioneren alleen nog als de stuurkolomschakelaar wordt vastgehouden.
- De richtingaanwijzer functioneert alleen nog als de stuurkolomschakelaar wordt vastgehouden. geen continu knipperen, geen automatisch uitschakelen
- Geen waarschuwingsknipperlicht bij een ongeluk en bij het inschakelen van de diefstalbeveiligingsinstallatie.
Lichtmodule
De lichtmodule regelt en controleert de verlichting van de auto. Informatie wordt via de databus K-CAN SYSTEEM ontvangen en doorgegeven.
Bij de optie xenon-koplampen worden de storingen van de xenon-koplampen in de lichtmodule verwerkt.
Noodbedrijfeigenschappen van de lichtmodule: De lichtmodule wordt langs twee wegen vanaf klem 30 van spanning voorzien.
Bij het uitvallen van een klem 30 worden aangestuurd:
- verlichting vóór: dimlicht en stadslicht (aan elke kant).
- verlichting achter: aan de ene kant worden het stadslicht/de remlichten buiten aangestuurd (parkeerlicht). Aan de andere kant worden de achterlichten binnen aangestuurd. De auto is derhalve nog steeds aan beide zijden verlicht. Verwisseling met een éénsporig voertuig (motorfiets) is uitgesloten.
- Remlicht: Eén kant van de remlichten wordt met normaal vermogen aangestuurd (EU-codering). Daarmee ”éénsporig” remmen alsof bijv. een remlicht zou zijn uitgevallen.
Bij het uitvallen van de processor wordt op noodbedrijf overgeschakeld. Het noodbedrijf is als hardware volledig onafhankelijk van de lichtmodule. Noodbedrijfeigenschappen bij het uitvallen van de processor:
- Autoverlichting: Bij klem 15 IN worden ingeschakeld: vóór het dimlicht en achter de stadslicht-/remlichtlampen links en rechts buiten (parkeerlicht). De stadslicht-/remlichtlampen links en rechts buiten worden niet zoals normaal tot 10 % van hun helderheid gedimd maar met vol vermogen aangestuurd. Daarmee is de autoverlichting gewaarborgd, onafhankelijk van de stand van de lichtschakelaar.
- Remlicht: Bij klem 15 IN worden de remlichten links en rechts ingeschakeld als de remlichtschakelaar bediend wordt (via een fysieke directe leiding van de remlichtschakelaar naar de lamp-drivers).
Ontbrekende functies bij uitvallen van de processor:
- Geen richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten, geen grootlicht, geen lichtsignaal, geen mistlampen, geen mistachterlicht, geen hooggeplaatst remlicht
- Geen communicatie via K-CAN SYSTEEM
- Geen communicatie met de trekhaakmodule
Al naargelang de uitvoering van het voertuig zijn halogeenkoplampen of xenon-koplampen gemonteerd.
Xenon-koplampen
De xenon-koplampen bestaan uit:
- koplamp met D2-S-lamp (lamp met een xenon-gasvulling; het gas wordt door een lichtboog ontstoken),
- elektronisch voorschakelapparaat (ontstekingsapparaat en regeleenheid).
De xenon-koplampen van de E65 zijn tevens voorzien van mechanische afschermkapjes vóór de lichteenheden. Deze afschermkapjes kunnen elektromagnetisch worden versteld. De afschermkapjes regelen in twee trappen de lichtstraal van het dimlicht:
- Dimlicht: De afschermkapjes vóór de lichteenheid zorgen voor de wettelijk voorgeschreven afschermhoek van het dimlicht.
- Grootlicht: Als het grootlicht ingeschakeld wordt (halogeenkoplampen) wordt ook de omschakelinrichting voor de afschermkapjes ingeschakeld. De afschermkapjes worden open gezet. Het dimlicht wordt daardoor extra opengezet.
Elektrisch voorschakelapparaat voor xenon-koplampen
De elektronische voorschakelapparaten voor xenon-koplampen bestaan uit:
- xenon-regeleenheid en
- xenon-ontstekingsapparaat. Het ontstekingsapparaat wekt een hoogspanning op, die de lichtboog in de lamp ontsteekt.
De elektronische voorschakelapparaten voor de xenon-koplampen zijn geschikt voor zelfdiagnose:
Diagnose bij defecte xenon-koplamp:In de diagnosemodus levert de lichtmodule een hulpspanning aan de xenon-regeleenheid. De xenon-regeleenheid reageert met een morsecode. Dit signaal gaat via de voedingsspanningsleiding naar de lichtmodule. De lichtmodule geeft de storingsmelding via K-CAN SYSTEEM direct door aan de diagnosecomputer.
Diagnose bij defect elektronische voorschakelapparaat:Als het elektronische voorschakelapparaat voor de xenon-koplampen defect is, krijgt de lichtmodule in de diagnosemodus geen signaal. Zo herkent de lichtmodule dat het elektronische voorschakelapparaat zelf defect is.
Potentiometer voor handmatige koplampverstelling
De potentiometer voor de handmatige koplampverstelling is in de lichtschakelaar aangebracht. De potentiometer wordt via een kartelknop bediend. Met deze potentiometer wordt de hoogte van de koplampen vooringesteld. De lichtmodule berekent daaruit de stelstappen voor de servomotoren. Een dynamische aanpassing van de koplamphoogte aan de betreffende rijomstandigheid (accelereren, remmen) vindt niet plaats.
Autohoogtesensor voor automatische koplampverstelling
De autohoogtesensoren leveren de lichtmodule de ingangsgrootheden voor de automatische koplampverstelling.
De autohoogtesensoren zijn voor en achter gemonteerd:
- Vooras De autohoogtesensoren bevinden zich op de dwarsdraagarm. Bij het inveren neemt de uitgangsspanning van de autohoogtesensoren toe. Bij het uitveren daalt de uitgangsspanning van de autohoogtesensoren.
- Achteras De autohoogtesensoren zijn op de pendelsteun gemonteerd. Bij auto's met pneumatische vering wordt het signaal van de linker wagenhoogtesensor voor de koplampverstelling gebruikt: Bij het uit
veren neemt de uitgangsspanning van de wagenhoogtesensoren toe.
De lichtmodule berekent uit de verschillen van de ingangssignalen van de voorste en achterste wagenhoogtesensoren de hoek van de auto ten opzichte van het horizontale vlak. Dienovereenkomstig wordt de hoogte van de xenon-koplampen automatisch en dynamisch geregeld:
- Auto achter lager dan voor: Het verlichtingsbereik wordt verkleind tot het wettelijk voorgeschreven verlichtingsbereik.
- Auto horizontaal:Het verlichtingsbereik komt overeen met het wettelijk voorgeschreven verlichtingsbereik.
- Auto vóór lager dan achter: Het verlichtingsbereik wordt vergroot tot het wettelijk voorgeschreven verlichtingsbereik.
Koplamphoogte-stappenmotoren voor de koplampverstelling
Voor de koplamphoogteverstelling (LWR) brengen de koplamphoogte-stappenmotoren de koplampen in de gewenst stand. De koplamphoogte-stappenmotoren van de koplampen worden aangestuurd
- handmatig afhankelijk van de potentiometer bij halogeenkoplampen; signaalweg: potentiometer van de handmatige koplampverstelling -> lichtmodule ->
stappenmotoren van de halogeenkoplampen;
- automatisch door de lichtmodule bij xenon-koplampen, afhankelijk van de ingangssignalen van de wagenhoogtesensoren.
Als het licht ingeschakeld of de motor gestart wordt, wordt een referentiecyclus uitgevoerd: De koplampen gaan naar een gedefinieerde uitgangsstand.
Regen-/dimlichtsensor voor de automatische dimlichtregeling
De regen-/dimlichtsensor is op de voorruit aangebracht.
De regen-/dimlichtsensor registreert
- de regenintensiteit voor het regelen van de wisintervallen en
- de omgevingshelderheid voor het aansturen van de automatische dimlichtregeling.
De regen-/dimlichtsensor detecteert de omgevingshelderheid via twee fototransistoren:
- De omgevingslichtsensor detecteert de verlichtingssterkte van de rest van de omgeving van de auto.
- De lichtsensor aan de voorkant registreert de verlichtingssterkte in een smal gebied direct vóór de auto.
Een interne processor berekent uit de meetgegevens hoeveel dimlicht er nodig is.
Als de lichtschakelaar in de stand ”automatische dimlichtregeling” staat, wordt het dimlicht ingeschakeld. De regen-/dimlichtsensor meet de omgevingshelderheid. Bij voldoende omgevingshelderheid stuurt de regen-/dimlichtsensor het verzoek ”Dimlicht uitschakelen” naar de lichtmodule. Signaalweg: regen-/dimlichtsensor ->
databus K-CAN SYSTEEM -> lichtmodule.
De interne calibratiewaarden van de regen-/dimlichtsensor moeten op het soort ruit van de auto afgestemd worden. Als er een nieuwe voorruit wordt gemonteerd, moet de regen-/dimlichtsensor voor deze ruit opnieuw gecodeerd worden.
Belangrijkste functies
Handbediende koplampverstelling
Bij halogeenkoplampen wordt het verlichtingsbereik van de koplampen handmatig ingesteld: Signaalweg: potentiometer van de handmatige koplampverstelling ->
lichtmodule -> stappenmotoren van de halogeenkoplampen.
Automatische koplampstand-regeling
De automatische en dynamische koplampverstelling wordt door de lichtmodule berekend afhankelijk van de
- belastingstoestand van de auto: Bij xenon-koplampen mag het dimlicht een wettelijk voorgeschreven verlichtingsbereik niet overschrijden. Als de auto zwaar beladen is (vooral achter), moet het verlichtingsbereik van de xenon-koplampen automatisch tot het wettelijk voorgeschreven verlichtingsbereik gereduceerd worden.
- Belastingstoestand van de auto: Als de auto, b.v. bij zeer sterk afremmen, kortstondig vóór lager is dan achter, wordt het verlichtingsbereik van de xenon-koplampen vergroot. Daardoor blijft het gebied direct voor de auto ook tijdens deze kortstondige knikbeweging van de auto optimaal verlicht.
Automatische dimlichtregeling
De optie automatische dimlichtregeling moet gecodeerd worden (Car and Key Memory).
Als de automatische dimlichtregeling gecodeerd is, worden parkeerlicht en dimlicht automatisch ingeschakeld bij
- schemering,
- donkerheid,
- binnenrijden van een ondergrondse garage,
- rijden in een tunnel,
- regen (vanaf een gedefinieerde wisfrequentie van de ruitenwissers),
- sneeuw (vanaf een gedefinieerde wisfrequentie van de ruitenwissers),
Bij het uitschakelen van de ontsteking en het verwijderen van de identificatiesleutel gaat de buitenverlichting uit.
Als alleen het parkeerlicht moet worden ingeschakeld, moet de lichtschakelaar op parkeerlicht worden gezet (1e schakelstand).
Thuiskomverlichting
Als de bestuurder de auto parkeert en het lichtsignaal bediend, brandt het dimlicht nog korte tijd. Deze functie kan via de codering van de lichtmodule ook gedeactiveerd worden.
Grootlicht en lichtsignaal.
Het grootlicht en het lichtsignaal worden door halogeenkoplampen tot stand gebracht en het dimlicht wordt bijgeschakeld.
Servicefuncties
Veiligheidsvoorschrift
Xenon-koplampen: Bij alle tests en werkzaamheden aan de richtingaanwijzer-dimlichtschakelaar moeten de veiligheidsbepalingen en voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht worden genomen. Het richtingaanwijzer-dimlichtschakelaar-koplampsysteem werkt met gevaarlijke hoogspanningen.
Exportuitvoering
VS
De handmatige koplampverstelling is in de VS wettelijk niet toegestaan. Auto's met halogeenkoplampen hebben geen koplampverstelling.
Noord-Europa: Automatische inschakeling dimlicht overdag
Al naargelang de codering van de lichtmodule kan de functie automatische inschakeling dimlicht overdag gekozen worden (Car and Key Memory): dimlicht en parkeerlicht zijn altijd ingeschakeld.
Als de optie automatisch inschakelen dimlicht overdag gecodeerd is, kan de lichtschakelaar altijd in de dimlichtstand blijven (2e schakelstand). Bij het uitschakelen van de ontsteking en het verwijderen van de identificatiesleutel gaat de buitenverlichting uit.
Als alleen het parkeerlicht moet worden ingeschakeld, moet de lichtschakelaar op parkeerlicht worden gezet (1e schakelstand).