Wervelkleppen zorgen voor een betere werveling van de lucht. Het resultaat zijn betere emissiewaarden.
De regelbare wervelkleppen bevinden zich in de tangentiële kanalen van het inlaatsysteem en worden afhankelijk van de bedrijfstoestand gesloten of geopend. Bij (elektrisch) regelbare wervelkleppen opent de wervelklepregelaar bij een toenemend toerental de wervelkleppen. Onder de volgende voorwaarden worden de wervelkleppen gesloten:
De wervelkleppen blijven over het algemeen open indien:
Via slangen verbindt de drukomvormer de vacuümdoos met de vacuümvoorziening. Bij de aansturing door de DDE-regeleenheid zorgt de omschakelklep voor vacuüm op de vacuümdoos. De vacuümdoos bedient de verstelhefbomen en de wervelkleppen sluiten zich. Als de wervelkleppen geopend zijn bevindt de verstelhefboom zich tegen de achterste aanslag.
Indien een defect optreedt in de aansturing van de drukomvormer, kunnen de volgende storingen worden gedetecteerd:
Als de wervelkleppen in de geopende stand blijven staan: Het enige gevolg is een verslechtering van de uitlaatgassamenstelling bij lage toerentallen.
Als de wervelkleppen in de gesloten stand blijven staan: Een vermogensverlies van circa 10 % bij hogere toerentallen.