In tegenstelling tot de lange-afstandssensor (LRR) is een mechanische instelling bij de omgevingssensoren niet noodzakelijk. Bij montage van een omgevingssensor moet echter worden gelet op een nauwkeurige inbouwpositie (de montagehandleiding in acht nemen), omdat anders de betreffende sensor als ”ontregeld” kan worden herkend. Voor de omgevingssensoren is het voldoende de montagehoek van de omgevingssensoren in de LDM-regeleenheid op te slaan. Het betreft hier een - afhankelijk van de modellenserie en de uitrusting van de auto - vaste waarde voor de omgevingssensor.
De montagehoek moet opnieuw in de LDM-regeleenheid worden opgeslagen, indien:
Met deze servicefunctie kunnen zowel opgeslagen montagehoeken uit de LDM-regeleenheid worden uitgelezen als nieuwe montagehoeken in de LDM-regeleenheid worden opgeslagen. Na selectie van de modellenserie resp. uitrusting van de auto worden de bijbehorende montagehoeken automatisch bepaald.
Mechanische beschadigingen aan de voorbumper en/of aan de houders van de korte-afstandssensoren kunnen leiden tot een uitval van de ACC Stopp & Go. Bij klachten van de klant of bij aanwezige storingsopslag ”Omgevingssensor ontregeld” als eerst de voorzijde van de auto resp. de houders van de omgevingssensoren op beschadigingen (bijv. deuken in de voorspoiler rond de omgevingssensoren) controleren en deze zo nodig repareren. Bovendien kunnen meervoudige laklagen op de bumper in de buurt van de omgevingssensoren eveneens voor ”blinde” omgevingssensoren zorgen. In dit geval wordt dezelfde Check-Control-melding weergegeven als wanneer de omgevingssensoren vervuild zijn.
Drukfouten, vergissingen en technische wijzigingen voorbehouden.