Voor de vuldrukregeling wordt een turbocompressor met variabele turbinegeometrie zonder ”Wastegate” gebruikt. Aan de uitlaatzijde zijn rondom het turbinewiel verstelbare statorschoepenen draaibaar gemonteerd. Via deze schoepen wordt de aandrijfenergie, die het uitlaatgas uitoefent op de turbine, beïnvloed en daardoor de gewenste vuldruk ingesteld.
Een bedieningshendel op het turbinehuis bedient de verstelbare statorschoepen. De bedieningshendel is via een regelstang verbonden met de vacuümdoos aan de turbocompressor. De vacuümdoos schuift afhankelijk van de aanwezige vacuümdruk de regelstangen uit en in.
Via slangen verbindt de drukomvormer de vacuümdoos met de vacuümvoorziening. Deze zorgt, afhankelijk van de aansturing, via de DDE-regeleenheid voor een variabele onderdruk op de vacuümdoos. De regelstang wordt zo in de gewenste stand geplaatst. De aansturing van de drukomvormer gebeurt via een bloksignaal met pulsverhoudingen (= variabele pulsbreedte) tussen 5 % en 95 %.
De volgende storingen aan de vuldrukregeling worden door de DDE-regeleenheid gedetecteerd:
Gevolgen: