De regelbare motorsteunen worden afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden op ”hard” of ”zacht” geschakeld.
De motorsteunen zijn via drukomvormers met de vacuümverzorging verbonden. Bij de aansturing van de drukomvormers door de DDE-regeleenheid zorgt de drukomvormer voor onderdruk in de motorsteunen, waardoor deze in de stand ”zacht” worden geschakeld.
De motorsteunen worden aangestuurd bij:
Als er een storing in de aansturing van de drukomvormer optreedt, wordt een storing in het geheugen opgeslagen.
De motorsteunregeling wordt uitgeschakeld als één van de volgende storingen optreedt: