ACC-/LRR-sensorinstelling

De instelling van de ACC-sensor resp. afstandssensor (LRR = Long Range Radar) is nodig als:

een afstelfout in het storingsgeheugen is opgeslagen
de sensor is uit- of ingebouwd
een nieuwe sensor is ingebouwd

Voorwaarden

De afstelling van de sensor moet worden uitgevoerd op een speciale locatie, met vast aan de vloer gemonteerde geleiders.

De afstelling van de ACC-sensor mag alleen worden uitgevoerd met de door BMW vrijgegeven speciale gereedschappen en meetapparatuur.

Alle meetapparatuur moet in correcte staat zijn en geen beschadigingen vertonen.

Controleer dat de geleiders en het aangrenzende gebied schoon zijn en dat er zich geen voorwerpen in bevinden.

Aanwijzingen bij de afstelling

De correcte werking van het ACC-systeem is afhankelijk van de exacte afstelling van de sensors. Daarom moet de afstelling met de uiterste zorgvuldigheid volgens de aanwijzingen in de testmoduul worden uitgevoerd.

Neem de volgende punten in acht:

De auto mag in de omgeving van de ACC-/LRR-sensor niet beschadigd zijn.
De houder voor de sensor mag niet verbogen zijn.
De sensor moet vast in de houder vastgeklikt zijn.
Sluit voor het begin van de afstelprocedure de acculader en de diagnosekop aan.
De bandenspanning controleren en zo nodig corrigeren.
De handrem aantrekken.
Erop letten dat de auto niet ongelijkmatig is beladen.
De kappen van de velgsloten verwijderen.
Bij het aanbrengen van de snelklem erop letten dat alle magneetelementen tegen de wielbouten aanliggen.
Leun tijdens de afstelprocedure nooit op de auto.
Nooit rechtstreeks in de lichtbron van de Laserpointer kijken!

Afstelschroeven

De afstelling van de ACC/LRR-sensor gebeurt met twee afstelschroeven.

Sensor ACC2

1: Afstelschroef linksboven voor verticale afstelling

2: Afstelschroef rechtsonder voor horizontale afstelling

3: Vast lager

Afstandsensor LRR (Long Range Radar)

1: Afstelschroef linksonder voor horizontale afstelling

2: Afstelschroef rechtsboven voor verticale afstelling

3: Vast lager

Draairichting en hoekverdraaiing

Tijdens de afstelling van de sensor wordt in de testmoduul de draairichting en de hoekverdraaiing aangeven. Deze waarden gelden alleen voor een smal gebied (lineair gebied) dichtbij de correcte afstelwaarde. Wanneer aan de hand van de in de testmoduul aangegeven waarden een snelle verandering van de richtwaarde niet mogelijk is (circa 7 correcties), dan bevindt de sensor zich buiten het lineaire gebied. In deze gevallen de sensor uitbouwen en een basisafstelling van de sensor uitvoeren.

Opmerking: De afstelwaarden voor de basisafstelling staan in het helpdocument van de servicefunctie in het hoofdstuk ”Gebruikte radarsensoren”.

Aanwijzingen voor de instelling van het meetsysteem

Afstelling van de plaat met sleufgat

Zet de plaat met sleufgat en het huis van de laserpointer moeten loodrecht. Stel de hoogte van de plaat met sleufgat zo af dat het licht van de laserpointer precies door het sleufgat schijnt.

Verticale spiegelafstelling

Schaalindeling en gekarteld wiel voor de verticale spiegelafstelling.

Horizontale spiegelafstelling

Schaalindeling en borgschroef voor de horizontale spiegelafstelling.

Klapsysteem voor spiegel

Klapsysteem om de spiegel naar voren en naar achteren te klappen. De afbeelding toont de spiegel in de ”achterste” stand (spiegel van de auto af geklapt).